ECLI:NL:CRVB:2011:BR6632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WW-uitkering wegens gebrek aan beschikbaarheid voor werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), nadat haar uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) was beëindigd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de WW-aanvraag afgewezen, omdat appellante niet beschikbaar was voor werk. De Raad heeft vastgesteld dat recht op een WW-uitkering bestaat indien aan de voorwaarden van de WW wordt voldaan, waaronder de beschikbaarheid voor arbeid. Appellante had in haar aanvraag aangegeven niet beschikbaar te zijn voor werk, wat door het Uwv is bevestigd in eerdere correspondentie. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen aanleiding gezien om het oordeel van de rechtbank te herzien. De Raad heeft ook opgemerkt dat het Uwv verplicht is om binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag te beslissen, en dat het aanhouden van de beslissing tot er een uitspraak over de WAO-uitkering was gedaan, niet mogelijk was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn gehoord tijdens de zitting op 13 juli 2011.