ECLI:NL:CRVB:2011:BR4251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2320 ZFW + 09/2321 ZFW + 09/5443 ZFW + 11/597 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op zorg in woonland ten laste van Nederland en heffing Zvw-bijdrage over KPN-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van een appellant, woonachtig in Zweden, tegen uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1946, ontving voor 1 januari 2006 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen van KPN. Met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) op 1 januari 2006 werd de appellant als verdragsgerechtigde aangemerkt, wat hem recht gaf op zorg in zijn woonland, Zweden, ten laste van Nederland. Voor dit recht op zorg is een bijdrage verschuldigd, zoals vastgelegd in artikel 69 van de Zvw.

De appellant heeft in hoger beroep drie punten van geschil naar voren gebracht. Ten eerste stelde hij dat artikel 69 van de Zvw in strijd is met zijn recht op vrij verkeer, omdat hij zowel in Nederland als in Zweden bijdraagt aan de zorg, wat leidt tot dubbele betaling. Ten tweede betoogde hij dat artikel 69 enkel van toepassing is op situaties zoals bedoeld in artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 1408/71, en niet op de situatie van artikel 28bis. Ten slotte voerde hij aan dat zijn KPN-pensioen niet betrokken mocht worden bij de berekening van de Zvw-bijdrage.

De Raad heeft de argumenten van de appellant niet onderschreven. Hij bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat artikel 69 van de Zvw inderdaad van toepassing is op de situatie van de appellant, zoals beschreven in artikel 28bis van de verordening. De Raad oordeelde verder dat de heffing van de Zvw-bijdrage over het KPN-pensioen rechtmatig is, aangezien de Nederlandse regelgeving dit toestaat. De Raad heeft de aangevallen uitspraken bevestigd en Cvz veroordeeld in de proceskosten van de appellant, tot een bedrag van € 1.288,--, en het griffierecht van € 110,-- vergoed.

Uitspraak

09/2320 ZFW
09/2321 ZFW
09/5443 ZFW
11/597 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Zweden (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2009, 07/2699 en 08/68, en van 14 december 2010, 09/2406 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
het College voor zorgverzekeringen (hierna: Cvz).
Datum uitspraak: 5 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J. Kreijger, advocaat te Amsterdam, tegen elk der aangevallen uitspraken hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2011. Voor appellant is verschenen mr. M.S. Mehilal, advocaat te Amsterdam. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Dijen, mr. M. Mulder en mr. R.G. van der Wissel.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant is geboren [in] 1946 en woont in Zweden. Voor 1 januari 2006 ontving appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en daarnaast een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen van zijn voormalige werkgever KPN. Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellant door Cvz op grond van artikel 69, eerste lid, van de Zvw als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft hij op grond van verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) recht op zorg in het woonland (Zweden), ten laste van Nederland (het pensioenland). Voor dit recht op zorg is ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Zvw een bijdrage verschuldigd. Appellant heeft een E 121- formulier ontvangen om zich te laten inschrijven bij het bevoegde orgaan van zijn woonplaats.
2. Tussen partijen bestaan in hoger beroep nog drie punten van geschil. Appellant stelt zich op het standpunt dat artikel 69 van de Zvw strijdig is met zijn recht op vrij verkeer, neergelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), nu hij in Nederland de Zvw-bijdrage betaalt en in Zweden via de belasting aan de verstrekte zorg bijdraagt, zodat hij met een dubbele betaling voor zijn beroep op zorg wordt geconfronteerd. Voorts heeft appellant gesteld dat artikel 69 van de Zvw slechts is geschreven voor de situatie als bedoeld in artikel 28 van Vo 1408/71 en niet voor de situatie bedoeld in artikel 28bis van die verordening. Ten slotte heeft appellant aangevoerd dat zijn KPN-pensioen niet mocht worden betrokken bij de vaststelling van de bijdrage op grond van artikel 69 van de Zvw. Cvz kan zich in deze standpunten van appellant niet vinden.
3.1. Voor de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn prejudiciële vraagstelling aan - thans - het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) van 26 augustus 2009 (LJN BJ5891) en naar het arrest van het Hof van 14 oktober 2010
(zaak C-345/09).
3.2. Ten aanzien van het eerste punt van geschil, omtrent mogelijke strijdigheid met het recht op vrij verkeer, kan de Raad zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank hieromtrent onder de punten 2.16 tot en met 2.18 van de aangevallen uitspraak van 14 december 2010 heeft overwogen. De Raad kan het standpunt van appellant in deze niet onderschrijven.
3.3. Ook de tweede grief van appellant, dat artikel 69 van de Zvw niet ziet op de situatie bedoeld in artikel 28bis van Vo 1408/71, kan niet slagen. Evenmin als de rechtbank in de overwegingen onder 2.10 en 2.11 van de aangevallen uitspraak van 14 december 2010, ziet de Raad aanknopingspunten voor het standpunt van appellant dat artikel 69 van de Zvw slechts betrekking heeft op de situatie, bedoeld in artikel 28 van Vo 1408/71. Artikel 69 ziet op elke situatie waarin een betrokkene recht heeft op zorg in het woonland ten laste van Nederland. Van een dergelijke situatie is in appellants geval sprake en wel op grond van artikel 28bis van Vo 1408/71.
3.4. Omtrent het derde punt van geschil, de heffing van de Zvw-bijdrage over appellants KPN-pensioen overweegt de Raad het volgende.
3.5. Zoals de rechtbank heeft uiteengezet en door appellant niet is betwist, vindt de heffing van de Zvw-bijdrage grond in de Nederlandse regelgeving en is Cvz aan te merken als het tot heffing bevoegde orgaan.
3.6. Appellant stelt zich op het standpunt dat Vo 1408/71 geen basis biedt voor een inhouding op zijn KPN-pensioen. Op grond van deze verordening kon naar zijn mening slechts een bijdrage worden geheven over zijn WAO-uitkering. De Raad kan dit betoog van appellant niet onderschrijven.
3.7. De Raad verwijst naar het arrest Nikula van het Hof van 18 juli 2006, zaak C-50/05. In overweging 24 en volgende van dit arrest overweegt het Hof dat het een aangelegenheid is van de lidstaat ten laste waarvan de zorg wordt verstrekt en die op grond van artikel 33, eerste lid, van Vo 1408/71 bevoegd is in verband daarmee een bijdrage te heffen, om in zijn regelgeving vast te leggen welke inkomsten voor de berekening van de socialezekerheidspremies in aanmerking worden genomen. In het in genoemd arrest aan de orde zijnde geval stond de betrokken lidstaat vrij het gehele inkomen van betrokkene voor de premieheffing in aanmerking te nemen, ook al waren de inkomsten voor een deel afkomstig uit een andere lidstaat. De Raad leidt hieruit af dat het de Nederlandse staat heeft vrijgestaan in zijn regelgeving neer te leggen welke inkomsten voor de berekening van Zvw-premie in aanmerking worden genomen.
3.8. Gezien het onder 3.1 tot en met 3.7 overwogene komen de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking.
4. Ter zitting van de Raad heeft Cvz aangegeven dat appellant een proceskostenvergoeding toekomt ter zake van de in de aangevallen uitspraak van 13 maart 2009 aan de orde zijnde procedures. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg en € 644,-- voor kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken;
Veroordeelt Cvz in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288,--;
Bepaalt dat Cvz aan appellant het griffierecht ten bedrage van € 110,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T. Dolderman.
RK