ECLI:NL:CRVB:2011:BR3348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 januari 2009, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 15 maart 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv handhaafde zijn standpunt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 35% was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering.
Tijdens de zitting op 29 juni 2011 heeft appellante haar standpunt herhaald dat zij volledig arbeidsongeschikt is door pijnklachten aan haar nek, schouders, armen, handen en vingers. Ze heeft dit onderbouwd met medische informatie van haar behandelend arts. De Raad heeft echter geoordeeld dat de informatie van de behandelend sector voldoende is meegewogen in de beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die de bevindingen van het Uwv zou kunnen weerleggen.
De Raad heeft ook het verzoek van appellante om een onafhankelijke specialist te benoemen afgewezen, omdat er voldoende medische rapporten beschikbaar waren om tot een afgewogen oordeel te komen. De Raad heeft de geschiktheid van de functies die aan appellante zijn voorgelegd, beoordeeld en geconcludeerd dat zij op 15 maart 2009 in staat was deze functies te vervullen. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.