10/1787 WAO
10/1788, 10/1789 en 10/1790 TW
[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 februari 2010, 09/4308, 09/4320, 09/4744 en 09/4746 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 6 juli 2011
Namens appellant heeft mr. Y. Özdemir, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2011. Voor appellant is mr. drs. P.R.L.V.M. Kruik, kantoorgenoot van mr. Özdemir, verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
1.1. Bij besluit van 22 oktober 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat de inkomsten die appellant gedurende de periode van 1 november 2006 tot 1 november 2007 heeft ontvangen voor werkzaamheden in dienst van de Haeghegroep geen wijziging tot gevolg hebben van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.2. Bij afzonderlijk besluit van 22 oktober 2008 heeft het Uwv in verband met de in 1.1 genoemde inkomsten de aan appellant toegekende toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) over de periode 1 november 2006 tot 1 november 2007 herzien.
1.3. Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft het Uwv van appellant een bedrag van € 6.946,52 teruggevorderd aan over de periode van 1 november 2006 tot 1 november 2007 betaalde toeslag.
1.4. Bij besluit van 27 november 2008 heeft het Uwv aan appellant een boete opgelegd van € 700,- in verband met overtreding van de inlichtingenplicht.
2. Appellant heeft tegen de in 1.1 tot en met 1.4 genoemde besluiten bezwaar gemaakt. Bij twee besluiten van 7 mei 2009 en twee besluiten van 29 mei 2009 heeft het Uwv de bezwaren van appellant ongegrond verklaard en zijn besluiten gehandhaafd.
3. Appellant heeft tegen de besluiten van 7 mei 2009 en 29 mei 2009 beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
4.1. Appellant heeft in hoger beroep alleen beroepsgronden gericht tegen de oordelen van de rechtbank over de besluiten op grond van de TW. Ter zitting heeft hij het hoger beroep beperkt tot de terugvordering van de toeslag en het opleggen van een boete.
4.2. Het Uwv heeft ter zitting zijn boetebesluit niet gehandhaafd. Wat betreft de terugvordering heeft hij bevestiging bepleit van de aangevallen uitspraak.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De aangevallen uitspraak, waarbij het beroep van appellant tegen het boetebesluit ongegrond is verklaard, kan niet in stand blijven omdat het Uwv dit besluit niet langer handhaaft. In zoverre slaagt het hoger beroep. De Raad zal het besluit van 29 mei 2009 met betrekking tot de boete vernietigen en het besluit van 27 november 2008 herroepen.
5.2. De gronden die appellant in hoger beroep heeft gericht tegen het terugvorderingsbesluit zijn een herhaling van zijn bezwaar- en beroepsgronden. De Raad onderschrijft volledig het oordeel van de rechtbank over dit besluit en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne. De Raad zal de aangevallen uitspraak in zoverre bevestigen.
6. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant en in de kosten die hij heeft gemaakt in verband met het bezwaar tegen het boetebesluit. De kosten van rechtsbijstand stelt de Raad op een bedrag van € 644,- in bezwaar, op een bedrag van € 322,- in beroep en op een bedrag van € 874,- in hoger beroep, in totaal
€ 1.840,-.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 29 mei 2009 met betrekking tot de boete ongegrond is verklaard;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 29 mei 2009 met betrekking tot de boete gegrond en vernietigt dit besluit;
Herroept het besluit van 27 november 2008;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 29 mei 2009 met betrekking tot de terugvordering ongegrond is verklaard;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van bezwaar en de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.840,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en M. Greebe en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) T.J. van der Torn.