ECLI:NL:CRVB:2011:BQ8144

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6240 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschiktheid van de functie schadecorrespondent voor appellante in het kader van WIA-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de geschiktheid van de functie van schadecorrespondent voor haar werd beoordeeld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar functie als schadecorrespondent als geschikt aangemerkt. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat deze functie niet passend was voor haar.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2011 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had waarom de functie van schadecorrespondent geschikt was voor appellante. Alle signaleringen met betrekking tot de belastbaarheid van appellante waren besproken en onderbouwd. De Raad concludeerde dat de stelling van appellante dat zij niet in staat zou zijn de noodzakelijke interne opleiding voor de functie te volgen, niet volgde uit de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die voor haar gold.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens werd het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en de beslissing werd bevestigd, waarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank werd gehandhaafd.

Uitspraak

10/6240 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2010, 09/5404 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 15 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr.drs. W. Hoebba, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2011. Appellante en haar gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 22 februari 2007 heeft het Uwv appellante met ingang van 15 februari 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 december 2007 is dat bezwaar ongegrond verklaard.
1.2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 december 2007. De rechtbank heeft bij uitspraak van 19 augustus 2009 geoordeeld dat de ten aanzien van appellante vastgestelde medische beperkingen in de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) juist waren weergegeven. De in verband met de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid voorgehouden functies boekhouder, administrateur (sbc-code 315040) en administratief medewerker (sbc-code 315090) achtte de rechtbank passend voor appellante. De rechtbank was echter tevens van oordeel dat onvoldoende was gebleken dat de voorgehouden functie van productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) passend was, waardoor de schatting op minder dan drie functies was gebaseerd. Om die reden heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens is het Uwv de opdracht verstrekt om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen.
1.3. Bij besluit van 9 oktober 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante wederom ongegrond verklaard. Het Uwv heeft ter vervanging van de functie productiemedewerker textiel in de schatting thans de functie van schadecorrespondent (sbc-code 516080) geschikt geacht. Waar sprake was van signaleringen in mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid zijn deze toegelicht. De met die functie samenhangende verdiensten leidden niet tot een indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse zodat het Uwv het besluit van 22 februari 2007 heeft gehandhaafd.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft verwezen naar het eerdere oordeel over de juistheid van de FML en de geschiktheid van de twee geduide functies. Naar het oordeel van de rechtbank stond nog slechts de geschiktheid van de functie schadecorrespondent ter beoordeling. De rechtbank achtte afdoende gemotiveerd waarom die functie passend werd geacht en verwees daarvoor naar rapporten van het Uwv van 5 oktober 2009 en 13 januari 2010. Tevens was de rechtbank van oordeel dat appellante voldeed aan het voor die functie vereiste opleidingsniveau.
3. De stellingen van appellante in hoger beroep komen er op neer dat zij van mening is dat de functie van schadecorrespondent niet geschikt is voor haar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Zoals ter zitting is vastgesteld is het hoger beroep beperkt tot de vraag of de functie van schadecorrespondent voor appellante geschikt is. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom dat het geval is. Alle zogenoemde signaleringen zijn besproken en onderbouwd. Dat appellante niet in staat zou zijn de in verband met die functie noodzakelijke interne opleiding te volgen, volgt niet uit de voor haar geldende FML.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling tot schadevergoeding bestaat geen ruimte. Het verzoek daartoe van appellante dient daarom te worden afgewezen.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2010.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) T.J. van der Torn.
NW