ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5955

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6953 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen uitkeringsbesluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet met 25% was gekort. Het Uwv had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn chronische ziekte, chronische leukemie, een grote mentale impact op hem heeft en dat dit de reden was voor zijn onvermogen om tijdig bezwaar te maken. De Raad heeft echter vastgesteld dat appellant zijn bezwaarschrift niet binnen de geldende termijn van zes weken had ingediend en dat de door hem aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar waren. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn gezondheidstoestand hem daadwerkelijk verhinderde om tijdig bezwaar te maken, vooral gezien het feit dat hij in staat was om te solliciteren en deeltijd te werken.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en B. Barentsen als leden, in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

10/6953 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 november 2010, 10/2711 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 25 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 15 februari 2010 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Werkloosheidswet met ingang van 22 februari 2010 voor de duur van vier maanden gekort met 25%. Appellant heeft op 6 mei 2010 een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit. Bij besluit van 11 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank is daarbij tot de conclusie gekomen dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank een strikt formeel standpunt heeft ingenomen en niet inhoudelijk op het onderwerp is ingegaan. Volgens appellant heeft de chronische leukemie waaraan hij lijdt mentaal een grote impact op hem en is het aan onmacht te wijten dat hij niet op tijd een bezwaarschrift heeft ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vast staat dat appellant zijn bezwaarschrift niet binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken heeft ingediend. In geschil is of die termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Als reden voor de termijnoverschrijding heeft appellant desgevraagd op 3 juni 2010 aan het Uwv medegedeeld dat hij het besluit van het Uwv van 15 februari 2010 te laat heeft opgemerkt omdat zijn zoon de administratie deels voor hem deed. In de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft appellant geen andere omstandigheden genoemd. Dat appellant het besluit van 15 februari 2010 te laat heeft opgemerkt en zijn administratie deels had uitbesteed aan zijn zoon ligt geheel in zijn risicosfeer en kan er niet toe leiden dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat hij in verzuim is geweest. Ook wat appellant hieraan nog heeft toegevoegd in hoger beroep kan niet leiden tot het verschoonbaar achten van de termijnoverschrijding. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn gezondheidstoestand, die hem destijds volgens zijn eigen zeggen niet belemmerde om te solliciteren en om in deeltijd werkzaam te zijn, zodanig was, dat hij niet in staat was om, eventueel met behulp van een ander, tijdig bezwaar te maken.
4.2. Het overwogene onder 4.1 leidt tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M.A. van Amerongen.
CVG