ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant in te trekken, heeft bevestigd. De intrekking vond plaats op basis van de vaststelling dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% was, met ingang van 7 april 2008. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L.M. Vreeswijk, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat en dat de rechtbank niet is ingegaan op zijn bezwaren tegen de geselecteerde functies.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 mei 2011 uitspraak gedaan. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven en geen redenen gevonden om te twijfelen aan de vastgestelde medische beperkingen van appellant. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen wezenlijke nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere stellingen in eerste aanleg.
De Raad heeft ook de arbeidskundige rapporten in overweging genomen en vastgesteld dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. Aangezien appellant geen nieuwe gronden heeft ingediend tegen de re-integratievisie, heeft de Raad het oordeel van de rechtbank over deze visie onderschreven. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.