ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Heropening van WAO-uitkering na detentie en psychiatrische maatregel
In deze zaak gaat het om de heropening van de WAO-uitkering van appellant na een periode van detentie en een psychiatrische maatregel. Appellant was van 29 april 2008 tot 8 oktober 2008 in voorlopige hechtenis, waarna hij door de politierechter werd geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Het Uwv had de WAO-uitkering van appellant per 29 mei 2008 ingetrokken op basis van artikel 43, vijfde lid, van de WAO, omdat hij langer dan een maand gedetineerd was. Appellant heeft tegen deze intrekking geen rechtsmiddel aangewend.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de voorlopige hechtenis van appellant als vrijheidsontneming rechtens moet worden aangemerkt, ook al is er geen straf opgelegd. De rechtbank verwees naar eerdere rechtspraak van de Raad van 18 juni 2004, waarin werd vastgesteld dat de situatie van voorlopige hechtenis onder de definitie van vrijheidsontneming valt.
In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank ten onrechte niet had erkend dat bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid de titel voor beëindiging van de WAO-uitkering ontbreekt. Hij betoogde ook dat de uitspraak van de Raad van 18 juni 2004 niet op zijn situatie van toepassing is. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de rechtbank de vrijheidsontneming wel degelijk had onderkend en dat de beëindiging van de WAO-uitkering per 29 mei 2008 niet meer ter discussie kan staan, omdat daartegen geen rechtsmiddel was aangewend.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellant per 8 oktober 2008 heeft heropend. De Raad concludeerde dat de periode van voorlopige hechtenis van appellant moet worden aangemerkt als vrijheidsontneming, en dat de heropening van de uitkering op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De uitspraak werd gedaan op 6 april 2011.