ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 9 november 2009. Dit bezwaar werd door het Uwv op 28 januari 2010 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant, die werkzaam was als scheepskok, had het besluit pas op 16 december 2009 ontvangen, maar de termijn voor het indienen van bezwaar was al op 21 december 2009 verstreken. De rechtbank Rotterdam had eerder, op 4 november 2010, het beroep van de appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep overwogen dat het besluit van 9 november 2009 op de juiste wijze was bekendgemaakt, aangezien het naar het adres was verzonden waar de appellant ingeschreven stond. De termijn voor het indienen van bezwaar was daarmee op 10 november 2009 begonnen. De Raad oordeelde dat de datum van ontvangst niet bepalend is voor de aanvang van de bezwaartermijn. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat niet duidelijk was gemaakt waarom de appellant niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen ruimte was voor een voorlopige voorziening, zoals door de gemachtigde van de appellant was verzocht. Ook werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 13 april 2011, waarbij de griffier M.A. van Amerongen en de voorzitter G.A.J. van den Hurk aanwezig waren.