ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1739

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3844 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor vervoersvoorziening op basis van de WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk. Appellante had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel of een gesloten buitenwagen (Canta) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanvraag werd afgewezen omdat het College van mening was dat de bestaande collectieve vervoersvoorziening, een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi), voldoende was voor de lokale verplaatsingen van appellante.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet in staat is zelfstandig een vervoermiddel te besturen en dat de compensatieplicht van de WMO zich richt op lokaal vervoer. De Raad oordeelde dat de aanwezigheid van bovenregionale contacten voor appellante geen doorslaggevende betekenis heeft, tenzij in bijzondere situaties, wat in dit geval niet is aangetoond. De rechtbank Zutphen had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.

De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende onderbouwd had dat de regiotaxi niet voldeed aan haar behoeften en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de WMO compensatie biedt en de rol van de gemeente in het toekennen van vervoersvoorzieningen.

Uitspraak

09/3844 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 24 juni 2009, 08/1610 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar [naam echtgenoot]. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Aan appellante is in verband met haar beperkingen een collectieve vervoersvoorziening toegekend in de vorm van een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi) waarmee zij vijf zones kan reizen.
1.2. Op 7 februari 2008 heeft appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) een aanvraag ingediend om een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel of een gesloten buitenwagen (Canta). Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het College een onderzoek ingesteld. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van 9 mei 2008. De onderzoeksresultaten zijn voor het College aanleiding geweest om bij besluit van 13 mei 2008 de aanvraag van appellante af te wijzen.
1.3. Bij besluit van 16 september 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 13 mei 2008 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het College ten grondslag gelegd dat de door appellante gevraagde voorziening niet de goedkoopst adequate voorziening is die haar in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel. Daarbij is overwogen dat appellante zich voldoende lokaal kan verplaatsen met de haar toegekende collectieve vervoersvoorziening en dat zij niet in staat is zelfstandig een scootmobiel of Canta te besturen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 september 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat het College zich heeft gebaseerd op een oude indicatie. Voorts heeft appellante erop gewezen dat zij niet tevreden is met de kwaliteit van het vervoer per regiotaxi en dat zij ook buiten de regio wil reizen. Appellante is bereid haar pas voor de regiotaxi voor een Canta in te leveren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor de hier van toepassing zijn de bepalingen van de WMO en de op artikel 5 van die wet gebaseerde Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Winterswijk 2008 verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Het College heeft zijn standpunt dat appellante ondanks haar beperkingen gebruik kan maken van de regiotaxi gebaseerd op de resultaten van het onder 1.1 genoemde onderzoek. De conclusie van dat onderzoek is dat het collectief vraagafhankelijk vervoer in principe adequaat is voor appellante en dat appellante niet zelfstandig een vervoermiddel kan besturen. Met de enkele stelling dat het College zich heeft gebaseerd op een oude indicatie heeft appellante deze conclusie niet voldoende onderbouwd weersproken.
4.3. Hetgeen appellante heeft aangevoerd met betrekking tot de kwaliteit van de regiotaxi leidt er niet toe dat die voorziening haar onvoldoende compenseert in haar beperkingen zich per vervoermiddel lokaal te verplaatsen. Zij heeft in dit verband volstaan met stellingen en niet gewezen op gegrond bevonden klachten.
4.4. Met betrekking tot de stelling van appellante dat zij ook buiten de regio wil reizen merkt de Raad op dat de compensatieplicht van de WMO betrekking heeft op het zich lokaal verplaatsen. Dit betekent dat aan de aanwezigheid van voor de betrokkene belangrijke bovenregionale contacten op zichzelf geen, dan wel slechts in bijzondere situaties een beslissende betekenis toekomt. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich een dergelijke bijzondere situatie voordoet.
4.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen treft het hoger beroep van appellante geen doel, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011.
(get.) R.M. van Male.
(get.) P.J.M. Crombach.
HD