ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3932 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 april 2011 uitspraak gedaan. Appellant had zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een medisch onderzoek door een bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren vastgesteld.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het Uwv meer beperkingen had moeten aannemen en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig genoeg was. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het medisch onderzoek adequaat was en dat alle relevante medische informatie in de beoordeling was meegenomen. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep niet overtuigend geacht en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding of om de proceskosten van appellant te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de rechtbank in het toetsen van de besluiten van het Uwv.

Uitspraak

10/3932 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2010, 09/3605 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak:13 april 2011.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2011. Namens appellant is mr. De Jonge verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 25 juni 2009 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen per 17 april 2009 afgewezen. Volgens het Uwv was appellant per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. In verband met dat bezwaar is hij onderzocht door een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts. Naar aanleiding van diens bevindingen heeft het Uwv het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd en is het bezwaar bij besluit van 16 oktober 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het door het Uwv verrichte medische onderzoek zorgvuldig is geweest. Rekening is gehouden met de informatie die van de huisarts was ontvangen. Tevens is gemotiveerd waarom, bij een achteruitgang van diens longfunctie, de voor appellant aangenomen beperkingen nog van toepassing zijn. Naar het oordeel van de rechtbank waren de functionele mogelijkheden van eiser correct vastgesteld.
3. Appellant heeft in hoger beroep, kort gezegd, gesteld dat het Uwv ten aanzien van zijn mogelijkheden meer beperkingen had moeten aannemen. Tevens is door appellant herhaald dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geschied en dat de conclusies die uit dat onderzoek zijn getrokken onvoldoende zijn gemotiveerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld en overwogen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd komt in grote lijnen overeen met hetgeen reeds in beroep is gesteld, zodat de Raad verwijst naar de aangevallen uitspraak. Ook de Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat daarbij alle van de zijde van appellant ingebrachte medische informatie is betrokken en daarop ook gemotiveerd is gereageerd. Het Uwv heeft op goede gronden het standpunt betrokken dat een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal niet leidt tot een functionele beperking voor het bedienen van toetsenbord en muis maar wordt betrokken bij de functieselectie. Beroepsgronden tegen de arbeidskundige kant van de schatting heeft appellant niet geformuleerd.
4.2. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv tot een schadevergoeding of in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.A. van Amerongen.
EK