ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0488

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2124 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op basis van niet ingeleverde rekeningafschriften en zorgvuldige besluitvorming

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die uitsluitend was gebaseerd op het feit dat zij bepaalde rekeningafschriften niet binnen de hersteltermijn had ingeleverd. Tijdens een gesprek op 12 februari 2008 werd appellante meegedeeld dat ook rekeningafschriften die via internet waren verkregen, geaccepteerd konden worden. Appellante verzocht om uitstel om deze afschriften te kunnen downloaden en in te leveren. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld door dit verzoek om uitstel niet te honoreren. Appellante heeft de afschriften op dezelfde dag nog gedownload en ingeleverd, maar het College heeft deze niet in zijn besluitvorming betrokken. Dit leidde tot de vernietiging van het besluit van 3 juni 2008, dat de bijstandsuitkering introk, en het College werd veroordeeld tot schadevergoeding aan appellante. De Raad oordeelt dat het College de intrekking van de bijstand niet had mogen baseren op het niet tijdig inleveren van de afschriften, aangezien appellante niet op de hoogte was van de mogelijkheid om deze via internet te verkrijgen. De Raad herroept ook het besluit van 20 februari 2008, dat dezelfde gebreken vertoonde. Daarnaast wordt het College veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de procedures en het griffierecht aan appellante.

Uitspraak

09/2124 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 maart 2009, 08/1132 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: College)
Datum uitspraak: 6 april 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.M.J. Schoonbrood, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Schoonbrood. Het College, opgeroepen bij gemachtigde te verschijnen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Benning-Hellenbrand, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder. Appellante stond voor het regelen van haar financiën onder zogeheten beschermingsbewind van, laatstelijk, het Bureau Inkomens beheer (BIB). Zij heeft op 2 november 2006 een nieuwe girorekening geopend voor het leefgeld dat het BIB haar wekelijks giraal ter beschikking stelde. Van deze rekening had appellante geen mededeling gedaan aan het College.
1.2. Nadat het College een melding had ontvangen dat appellante beschikte over een girorekening waarvan zij geen mededeling had gedaan aan het College, heeft het College appellante bij brief van 22 januari 2008 verzocht op 28 januari 2008 te verschijnen bij de afdeling Werk en Inkomen en dan het bijgevoegde heronderzoeksformulier, ingevuld, mee te nemen, met de daarbij gevraagde gegevens, waaronder rekeningafschriften van de nieuwe girorekening.
1.3. Bij besluit van 28 januari 2008 heeft het College het recht op bijstand van appellante met ingang van 28 januari 2008 opgeschort, op de grond dat zij op die datum niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt. Appellante is bij dat besluit in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Zij diende op 12 februari 2008 om 10.15 uur wederom te verschijnen op de afdeling Werk en Inkomen en dan de nader aangeduide gegevens, waaronder voor zover hier van belang, bepaalde rekeningafschriften, in te leveren.
1.4. Appellante heeft in het gesprek op 12 februari 2008 meegedeeld dat zij niet alle rekeningafschriften compleet had en dat aan het verkrijgen van vervangende afschriften kosten zijn verbonden, die zij niet in staat is te dragen. Daarop is haar meegedeeld dat het College genoegen neemt met via internet gedownloade rekeningafschriften, maar dat haar nu geen uitstel meer wordt verleend om die afschriften in te dienen. Appellante heeft vervolgens de benodigde afschriften via internet verkregen en ’s avonds in de brievenbus van het College gedeponeerd. Het College heeft bij besluit van 20 februari 2008, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 juni 2008, de bijstand van appellante met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB ingetrokken, op de grond dat appellante niet tijdig de verlangde gegevens heeft verstrekt.
1.5. Naar aanleiding van een nieuwe aanvraag om bijstand heeft het College aan appellante bij besluit van 19 maart 2008 met ingang van 19 februari 2008 wederom bijstand toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 3 juni 2008 ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Ter zitting is vastgesteld dat het College de intrekking van de bijstand uitsluitend baseert op het feit dat appellante bepaalde rekeningafschriften niet binnen de hersteltermijn heeft ingeleverd. Het heronderzoeksformulier dat in het besluit van 20 februari 2008 ook wordt genoemd is niet meer aan de orde.
3.2. Het College heeft ter toelichting op zijn beslissing om appellante geen nader uitstel te verlenen aangevoerd dat het aan appellante is om tijdig uitstel te verzoeken en dat het gesprek van 12 februari 2008 daarvoor te laat was. Ter zitting is echter tevens gebleken dat het College pas tijdens het gesprek op 12 februari 2008 aan appellante kenbaar heeft gemaakt dat ook genoegen werd genomen met via internet verkregen rekeningafschriften van de bank- en de girorekening. Bezien vanuit een oogpunt van evenwichtige belangenafweging vergde onder deze omstandigheden een zorgvuldige besluitvorming dat positief werd beslist op het tijdens dat gesprek door appellante gedane verzoek om een kort uitstel, teneinde alsnog de rekeningafschriften te kunnen downloaden, printen en inleveren. Dit brengt tevens mee dat, nu appellante deze rekeningafschriften op 12 februari 2008 heeft gedownload, uitgeprint en vervolgens ’s avonds bij het College heeft ingeleverd, het College deze rekeningafschriften ten onrechte niet bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Het besluit van 3 juni 2008 is derhalve in strijd met artikel 3:4, eerste lid, en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van 3 juni 2008 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met laatstgenoemde artikelen van de Awb. De Raad ziet voorts aanleiding het besluit van 20 februari 2008 te herroepen. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat aan het besluit van 12 februari 2008 hetzelfde gebrek kleeft en dat de ingeleverde rekeningafschriften kennelijk geen bijzonderheden lieten zien, nu het College bij besluit van 19 maart 2008 aan appellante wederom bijstand heeft toegekend met ingang van 19 februari 2008.
3.3. Appellante heeft verder verzocht om toekenning van wettelijke rente. Uit 3.2 vloeit voort dat appellante als gevolg van het onrechtmatige besluit van 20 februari 2008 schade heeft geleden vanwege de vertraagde uitbetaling van de bijstand. Op het College rust de verplichting die schade te vergoeden op de voet van de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek. De laatste dag waarover de niet tijdig betaalbaar gestelde bruto-uitkering vanaf 28 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 had moeten zijn betaald is 28 februari 2008, en de laatste dag waarover de bijstand vanaf 1 februari 2008 tot 19 februari 2008 had moeten zijn betaald is 31 maart 2008. Dit betekent dat de eerste dag waarop over de niet tijdig betaalbaar gestelde bruto-uitkering over deze periodes wettelijke rente is verschuldigd, dient te worden gesteld op 1 maart 2008, respectievelijk op 1 april 2008, en wel tot de dag van algehele voldoening. Bij het voorgaande geldt dat telkens na afloop van een jaar het bedrag waarover de rente wordt berekend, dient te worden vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.
4. De Raad zal het College voorts veroordelen in de kosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op telkens € 644,-- wegens verleende rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.932,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 3 juni 2008;
Herroept het besluit van 20 februari 2008;
Veroordeelt het College tot vergoeding van schade aan appellante, zoals omschreven
in 3.3;
Veroordeelt het College in de kosten van de procedures tot een bedrag van € 1.932,--, waarvan € 644,-- te betalen aan de griffier van de Raad wegens proceskosten in hoger beroep;
Bepaalt dat het College aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter, en J.N.A. Bootsma en E.J.M. Heijs als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R.L.G. Boot.
EW