ECLI:NL:CRVB:2011:BP7226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag overname betalingsverplichtingen na faillissement werkgever
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de afwijzing van zijn aanvraag om overname van betalingsverplichtingen door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die sinds 1984 werkzaam was bij een werkgever, ging per 1 maart 2005 met vervroegd pensioen. In verband met een pensioentekort en de daarvoor verschuldigde koopsom van € 18.625,--, die niet door de werkgever was voldaan, diende appellant op 11 mei 2006 een aanvraag in bij het Uwv voor overname van deze betalingsverplichtingen wegens betalingsonmacht van de werkgever. Deze aanvraag werd afgewezen omdat deze niet binnen de gestelde termijn van 26 weken was ingediend na de faillietverklaring van de werkgever op 21 september 2005.
Appellant diende op 11 november 2009 een nieuwe aanvraag in, ditmaal gericht op de moedermaatschappij van de werkgever, die ook failliet was verklaard. Het Uwv wees deze aanvraag af op de grond dat appellant niet in dienst was geweest bij de moedermaatschappij. In hoger beroep erkende appellant dat er geen dienstverband was, maar stelde dat de moedermaatschappij hoofdelijk aansprakelijk was voor de schulden van de failliete werkgever. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de eerdere afwijzing van de aanvraag niet kon worden herzien, omdat de omstandigheden van het faillissement en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de moedermaatschappij niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De Raad concludeerde dat de eerdere aanvraag van appellant terecht was afgewezen, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De omstandigheden rondom het faillissement van de moedermaatschappij konden niet leiden tot een ander besluit, en de Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.