ECLI:NL:CRVB:2011:BP5028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de voorwaarden voor compensatie van het eigen risico in het kader van de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanvraag van een betrokkene om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, zoals geregeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De betrokkene had in maart 2009 een aanvraag ingediend, die door het CAK op 1 april 2009 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor compensatie, met name dat in beide refertejaren (2006 en 2007) meer dan 180 dagdoseringen (DDD's) van een werkzame stof moesten zijn afgeleverd.
De betrokkene maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het CAK verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam oordeelde echter in de aangevallen uitspraak dat de betrokkene in aanmerking kwam voor compensatie, omdat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde. De rechtbank oordeelde dat de informatie van het CAK in de vorm van een folder onduidelijk was en dat dit bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen had gewekt.
In hoger beroep heeft het CAK de uitspraak van de rechtbank bestreden, waarbij het aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het vertrouwensbeginsel had gehonoreerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank het besluit van het CAK heeft vernietigd zonder dat de betrokkene hierom had verzocht, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat de betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden voor compensatie, omdat in 2006 slechts 120 DDD's waren afgeleverd, en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd.