ECLI:NL:CRVB:2011:BP3978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet in behandeling genomen door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zutphen. Voor de aanvang van het onderzoek ter zitting heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. J.J.A. Kooijman. Dit verzoek werd op 25 november 2010 afgewezen, met de mededeling dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zou worden genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zouden komen. Verzoeker heeft op 20 januari 2011 opnieuw om wraking verzocht, maar zowel verzoeker als de behandelend rechter hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden tijdens de zitting op 1 februari 2011.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, in dit geval kon het aangevoerde door verzoeker niet worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden die na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. De Raad benadrukt dat de beslissing over het vorige wrakingsverzoek niet ter beoordeling staat in deze procedure.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep besloten om het wrakingsverzoek niet in behandeling te nemen. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de Raad, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2011.