ECLI:NL:CRVB:2011:BP2935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de ingangsdatum van de toeslag ingevolge de Toeslagenwet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2010, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 april 2008, waarin hem met ingang van 14 februari 2007 een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) werd toegekend. Appellant was van mening dat hij al vanaf 12 september 2005 recht had op deze toeslag, maar had pas in 2008 een aanvraag ingediend omdat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een toeslag aan te vragen.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de hoofdregel van de TW rechtvaardigden. De rechtbank stelde vast dat appellant op 14 februari 2008 een aanvraag had ingediend en dat er geen bijzondere medische situatie was die hem verhinderde om eerder een aanvraag in te dienen. De door appellant aangevoerde omstandigheden, zoals onbekendheid met de aanvraagprocedure, werden door de rechtbank niet als bijzonder genoeg beschouwd om af te wijken van de regelgeving.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad was van mening dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren waren gebracht die tot een ander oordeel konden leiden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 februari 2011.