ECLI:NL:CRVB:2011:BO9925

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5479 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering wegens hersteldverklaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 januari 2011 uitspraak gedaan. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 21 mei 2008, waarin werd gesteld dat zij weer in staat was om een of meer van de functies te verrichten die haar eerder waren voorgehouden. De rechtbank had in haar uitspraak van 25 augustus 2009 geoordeeld dat het Uwv terecht had gehandeld en dat er geen reden was om de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen in twijfel te trekken.

Tijdens de zitting op 1 december 2010 heeft appellante haar stelling herhaald dat zij ten onrechte hersteld was verklaard, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd. De Raad heeft vastgesteld dat de aangekondigde medische informatie van haar huisarts of van PsyQ niet is overgelegd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank volledig en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 20 mei 2008 rechtmatig was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in aanwezigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

09/5479 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 25 augustus 2009, 08/879 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaken met nummer 09/5354 WAO en 09/5477 WW, plaatsgevonden op 1 december 2010. Voor appellante is mr. Dieters verschenen. Voor het Uwv verscheen mr. D.R. Abdoelhak. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In de zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 21 mei 2008 heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) met ingang van 20 mei 2008 beëindigd, omdat zij weer in staat wordt geacht een of meer van de functies te verrichten die haar bij de beëindiging van haar WAO-uitkering in 2005 zijn voorgehouden als voor haar geschikte functies.
1.2. Appellante heeft bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft het Uwv zijn besluit van 21 mei 2008 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep nog van belang, het beroep van appellante tegen het besluit van 13 oktober 2008 ongegrond verklaard. Daartoe overwoog de rechtbank, waarbij appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder:
"De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de beschikbare medische gegevens, waaronder de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen, terecht en op juiste gronden de ZW-uitkering van eiseres per 20 mei 2008 heeft beëindigd. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om het oordeel van deze artsen in twijfel te trekken dan wel voor onjuist te houden. Bij het voorgaande betrekt de rechtbank dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard dat het (in beroep) aangekondigde rapport van medisch adviseur D.J. Schakel, niet is overgelegd nu de door verweerder aangenomen geschiktheid voor het verrichten van de in geding zijnde functies, ten aanzien van één van de geduide functies niet kan worden weerlegd".
3.1. Appellante heeft in hoger beroep haar stelling herhaald dat zij in verband met psychische klachten op en na 20 mei 2008 arbeidsongeschikt in de zin van de ZW was. Zij heeft aangekondigd nadere medische informatie in het geding te brengen.
3.2. Het Uwv heeft zich achter het oordeel van de rechtbank gesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellante heeft in hoger beroep haar stelling dat zij ten onrechte hersteld werd verklaard niet nader onderbouwd. Toezending van de aankondigde gegevens van haar huisarts of van PsyQ, waar zij zoals zij in het aanvullend beroepschrift heeft gesteld, op dat moment onder behandeling stond, heeft niet plaatsgevonden.
4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank volledig. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2011.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) T.J. van der Torn.
IvR