ECLI:NL:CRVB:2010:BO7872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 25 maart 2010 geoordeeld dat het besluit van CAK van 16 februari 2009, waarin de aanvraag van betrokkene om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 werd afgewezen, vernietigd diende te worden. De rechtbank oordeelde dat CAK in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld. Ondanks de vernietiging van het besluit, heeft de rechtbank bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor compensatie.
In hoger beroep heeft CAK betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. CAK stelde dat het zich had gebaseerd op de gegevens van Vektis en dat er geen sprake was van strijd met de Awb. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter vastgesteld dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit is gebaseerd op de overweging dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit al in stand waren gelaten door de rechtbank, waardoor CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kan bereiken dat feitelijk betekenis voor hem heeft.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter, met J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 december 2010. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, maar CAK moet wel een griffierecht van € 448,-- betalen.