ECLI:NL:CRVB:2006:AY8271

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-3384 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding heupoperatie en procesbelang in bestuursrechtelijke geschillen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van OZ Zorgverzekeringen werd afgewezen. Appellant had in 1999 een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten voor een heupoperatie volgens de Birming Hip Resurfing (BHR)-methode, welke door OZ werd afgewezen. Na de operatie in juni 2000, die door OZ uiteindelijk werd vergoed, stelde de Raad voor de Rechtspraak de vraag aan appellant welk belang hij had bij de voortzetting van de procedure. Appellant gaf aan dat zijn belang lag in het algemene belang van anderen in een vergelijkbare medische situatie, ondanks dat zijn kosten inmiddels vergoed waren.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. De Raad concludeert dat appellant, nu de kosten zijn vergoed, geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over het besluit van OZ. De wens om een principiële uitspraak te krijgen ten behoeve van het algemene belang wordt niet als voldoende procesbelang erkend. De Raad vindt ook geen andere aanknopingspunten voor het aannemen van procesbelang en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van appellant wordt niet-ontvankelijk verklaard. OZ wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan appellant. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.I. 't Hooft als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van griffier M. Renden.

Uitspraak

03/3384 ZFW (rectificatie)
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 juni 2003, 00/1014 ZFW (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
OWM OZ Zorgverzekeringen u.a., gevestigd te Breda, (hierna: OZ)
Datum uitspraak: 31 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Spitters, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
OZ heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 juni 2006 heeft appellant vragen van de Raad beantwoord.
Na verkregen toestemming van partijen heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 8 november 1999 heeft OZ de aanvraag van appellant om vergoeding van kosten verband houdende met een heupoperatie volgens de Birming Hip Resurfing (BHR)-methode afgewezen.
Bij besluit van 12 mei 2000 heeft OZ het bezwaar van appellant tegen het besluit van
8 november 1999 ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer aangegeven dat een heupoperatie volgens de BHR-methode niet gebruikelijk is in de kring van de beroepsgenoten.
In juni 2000 heeft appellant na een ongeval een heupoperatie volgens de BHR-methode ondergaan in het UZ te Gent. De daaraan verbonden kosten zijn door OZ blijkens een brief van 18 april 2002 gericht aan de rechtbank vergoed.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
12 mei 2000 ongegrond verklaard.
Hangende het hoger beroep heeft de Raad aan appellant gevraagd welk belang hij heeft bij voortzetting van de procedure. Daarop heeft appellant aangegeven dat hoewel de kosten door OZ zijn vergoed, zijn belang gelegen is in het algemene belang van anderen die in een vergelijkbare medische situatie verkeren.
De Raad overweegt als volgt.
Uit vaste jurisprudentie van de Raad vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
De Raad oordeelt dat nu de heupoperatie is vergoed door OZ, appellant geen procesbelang (meer) had bij een inhoudelijk oordeel over het besluit van 12 mei 2000. De enkele wens om ten behoeve van het algemene belang een (principiële) uitspraak te krijgen, acht de Raad geen rechtens te honoreren procesbelang.
Ook anderszins heeft de Raad in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden voor het aannemen van procesbelang.
Nu de rechtbank dit niet onderkend heeft en zij het beroep tegen het besluit van
12 mei 2000 ongegrond heeft verklaard in plaats van dit niet-ontvankelijk te verklaren, dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal de Raad het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaren.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat OZ aan appellant het in hoger beroep gestorte griffierecht ten bedrage van
€ 87,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. 't Hooft als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) M. Renden.
HE/596