ECLI:NL:CRVB:2006:AY8271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- R.M. van Male
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Vergoeding heupoperatie en procesbelang in bestuursrechtelijke geschillen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van OZ Zorgverzekeringen werd afgewezen. Appellant had in 1999 een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten voor een heupoperatie volgens de Birming Hip Resurfing (BHR)-methode, welke door OZ werd afgewezen. Na de operatie in juni 2000, die door OZ uiteindelijk werd vergoed, stelde de Raad voor de Rechtspraak de vraag aan appellant welk belang hij had bij de voortzetting van de procedure. Appellant gaf aan dat zijn belang lag in het algemene belang van anderen in een vergelijkbare medische situatie, ondanks dat zijn kosten inmiddels vergoed waren.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft. De Raad concludeert dat appellant, nu de kosten zijn vergoed, geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over het besluit van OZ. De wens om een principiële uitspraak te krijgen ten behoeve van het algemene belang wordt niet als voldoende procesbelang erkend. De Raad vindt ook geen andere aanknopingspunten voor het aannemen van procesbelang en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van appellant wordt niet-ontvankelijk verklaard. OZ wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan appellant. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.I. 't Hooft als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van griffier M. Renden.