ECLI:NL:CRVB:2010:BO7234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6739 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WW-uitkering in verband met vrijwilligerswerk en niet-gemelde gewerkte uren

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die in het genot was van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), heeft werkzaamheden verricht als disc jockey en barman, maar stelde dat deze werkzaamheden als traditioneel vrijwilligerswerk moeten worden beschouwd. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellant op verschillende data, waaronder 19 en 26 januari en 2, 3, 4 en 5 februari 2008, werkzaamheden heeft verricht waarvoor normaal gesproken een beloning in het maatschappelijk verkeer geldt. Dit leidde tot de conclusie dat de gewerkte uren in mindering moesten worden gebracht op de WW-uitkering, wat resulteerde in een herziening van de uitkering en een terugvordering van € 411,80.

Appellant heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Maastricht heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de werkzaamheden die hij verrichtte voor het kindercarnaval, georganiseerd door een lokale stichting, geen reguliere arbeid vervingen en derhalve niet onder de bepalingen van artikel 20 van de WW vallen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de activiteiten van appellant inderdaad als vrijwilligerswerk kunnen worden gekwalificeerd, aangezien hij hiervoor geen vergoeding ontving.

De Raad oordeelde dat de herziening van de WW-uitkering ten onrechte had plaatsgevonden en dat de terugvordering niet in stand kon blijven. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het Uwv werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, inclusief het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.518,-- bedroegen, en moest het griffierecht van € 149,-- vergoeden.

Uitspraak

09/6739 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 november 2009, 09/41 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.Y. Gans, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Gans. Het Uwv is, daartoe opgeroepen, verschenen bij P.J.L.H. Coenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was in het genot van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW). Naar aanleiding van een melding dat appellant werkzaamheden zou verrichten, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld. In dat verband is appellant op
12 juni 2008 gehoord. De bevindingen uit het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 13 juni 2008. Onder meer is geconcludeerd dat appellant werkzaamheden had verricht in de periode van 14 januari tot en met 16 maart 2008. In verband daarmee is bij besluit van 25 juni 2008 de WW-uitkering over die periode herzien en is van appellant hetgeen onverschuldigd aan uitkering is betaald ten bedrage van € 411,80 teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
1.2. Bij besluit van 27 november 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Volgens het Uwv heeft appellant op 19 en 26 januari en 2, 3, 4 en 5 februari 2008 werkzaamheden verricht als disc jockey en als barman. Daarnaast heeft appellant volgens het Uwv in de week van 10 tot en met 16 maart 2008 via een uitzendbureau gewerkt en daarvoor loon ontvangen. Voor de werkzaamheden als discjockey en barman geldt in het normale economisch verkeer dat er een betaling tegenover staat; het Uwv beschouwt dat niet als vrijwilligerswerk. Het Uwv heeft aangegeven hoeveel uren met die werkzaamheden waren gemoeid. De niet gemelde gewerkte uren voor het uitzendbureau heeft het Uwv gesteld op 8,51.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, welk beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 8 september 2004 (LJN AR2727) het standpunt van het Uwv onderschreven dat de werkzaamheden van appellant werkzaamheden zijn waartegenover een beloning in het maatschappelijk verkeer normaal is, zodat de daarmee gemoeide uren op grond van artikel 20 van de WW in mindering moeten worden gebracht. Uit gedingstuk B24 leidde de rechtbank voorts af dat appellant in week 8 van 2008 8,51 uur gewerkt had via een uitzendbureau.
3. De stellingen van appellant in hoger beroep komen er op neer dat het wat de werkzaamheden als disc jockey en barman betreft hier gaat om traditioneel, onbetaald vrijwilligerswerk dat geen bestaande arbeid vervangt of verdringt en dat derhalve artikel 20 van de WW hier toepassing mist. Verder is gesteld dat de vaststelling dat appellant werkzaamheden voor een uitzendbureau heeft verricht te onbepaald is gebleven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ter zitting heeft appellant een toelichting gegeven bij de thans aan de orde zijnde activiteiten. Kort gezegd komen die erop neer dat appellant ieder jaar het kindercarnaval begeleidt dat wordt georganiseerd binnen het verband van een lokaal optredende stichting die geen werknemers in loondienst heeft en wier activiteiten uitsluitend door onbetaalde krachten worden verricht. Het ging daarbij om de met carnaval gebruikelijke feestelijkheden en activiteiten voor kinderen in de leeftijd tot en met 12 jaar, waarbij tegen betaling frisdrank werd geschonken aan die kinderen en eventueel bier voor de begeleidende ouders. Verder draaide appellant nummers van cd’s uit de in het buurtgebouw aanwezige collectie op de aldaar aanwezige geluidsinstallatie. Voor deze activiteiten ontving appellant geen enkele vergoeding. Gelet op de aard van die activiteit is hier dan ook sprake van traditioneel vrijwilligerswerk. Gelet daarop, is de WW-uitkering voor 19 en 26 januari en 2,3,4 en 5 februari 2008 ten onrechte herzien. Ook de daarmee gemoeide terugvordering kan derhalve niet in stand blijven.
4.2. Het Uwv is een opgave van een uitzendbureau ter hand gesteld waaruit volgt dat appellant in 2008 in week 11 7,5 uur heeft gewerkt (gedingstuk B24). Die uren heeft appellant niet vermeld op het zogenoemde werkbriefje. Appellant betwist de juistheid van de opgave door het uitzendbureau, maar heeft wel erkend dat hij in die periode bij een bedrijf is geweest. Ter hoorzitting, op 26 november 2008, heeft hij erkend dat hij twee uur heeft gewerkt. Een onderbouwing voor de stelling dat de opgave van het uitzendbureau onjuist is, is door appellant niet gegeven. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat die opgave onjuist is. Ter zitting is door het Uwv erkend dat niet kan worden herleid om welke reden de opgegeven 7,5 uur is veranderd in 8,51uur. Het bestreden besluit, waar dat uitgaat van 8,51 gewerkte uren, berust derhalve ook in dat opzicht op een onvoldoende draagkrachtige motivering. Dat geldt eveneens voor de
-resterende- terugvordering.
4.3. Het hoger beroep slaagt om die reden. Het Uwv zal met inachtneming van het voorgaande op het bezwaar van appellant dienen te beslissen. Het Uwv zal daarbij tevens dienen te beslissen op het verzoek van appellant om de kosten van rechtsbijstand in bezwaar te vergoeden.
5. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in proceskosten van appellant, welke kosten worden bepaald op € 644,-- aan kosten van rechtsbijstand in beroep en op € 874,-- aan kosten van rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 1.518,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat het Uwv, met inachtneming van het voorgaande, een besluit op het bezwaar van appellant neemt;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--;
Bepaalt dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 149,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) A.L. de Gier.
GdJ