ECLI:NL:CRVB:2010:BO6541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het primaat van collectief vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2010, gaat het om een hoger beroep van de erven van een betrokkene die financiële ondersteuning ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor het gebruik van een eigen auto. De gemeente Goirle had in januari 2008 besloten om de keuze voor een tegemoetkoming voor autokosten af te schaffen en over te stappen op collectief vervoer, met een overgangsregeling van zes maanden voor bestaande gevallen. Het College van burgemeester en wethouders van Goirle beëindigde de financiële tegemoetkoming van de betrokkene per 1 september 2008, omdat hij in staat werd geacht gebruik te maken van de regiotaxi. Na het overlijden van de betrokkene hebben zijn erven het hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep tegen het besluit van het College ongegrond had verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het College geen medisch onderzoek heeft verricht om te onderbouwen dat de betrokkene in staat was om gebruik te maken van het collectief vervoer. De Raad heeft de jurisprudentie in overweging genomen en geconcludeerd dat de besluiten van het College niet langer konden worden gehandhaafd. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en de besluiten van het College herroepen. Tevens is het College veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die zijn begroot op € 966,--, en het griffierecht van in totaal € 149,-- dient te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de mogelijkheden van individuele cliënten in het kader van de Wmo en de noodzaak voor het College om adequaat medisch onderzoek te verrichten bij besluiten die de financiële ondersteuning van kwetsbare personen aangaan.