ECLI:NL:CRVB:2010:BO4685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen en de toepassing van het vertrouwensbeginsel in AOW-zaken
In deze zaak gaat het om de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant ontving een pensioen met een toeslag van 60% voor zijn jongere echtgenote, maar maakte bezwaar tegen de hoogte van deze toeslag. Hij beroept zich op een brief van de Sociale verzekeringsbank (Svb) uit 2000, waarin werd gesteld dat hij recht had op 76% van de volledige toeslag. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 november 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. De brief van de Svb was gebaseerd op een onjuist uitgangspunt over de verzekeringstijdvakken van de echtgenote van appellant. De Raad stelt dat het bestuursorgaan gerechtigd is om eventuele fouten naar de toekomst te herstellen. De afbouwregeling die is toegepast, waarbij de toeslag gedurende één jaar stapsgewijs wordt verlaagd, wordt als voldoende recht gedaan aan het vertrouwensbeginsel beschouwd.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.