ECLI:NL:CRVB:2010:BO4685

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3870 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ouderdomspensioen en de toepassing van het vertrouwensbeginsel in AOW-zaken

In deze zaak gaat het om de toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant ontving een pensioen met een toeslag van 60% voor zijn jongere echtgenote, maar maakte bezwaar tegen de hoogte van deze toeslag. Hij beroept zich op een brief van de Sociale verzekeringsbank (Svb) uit 2000, waarin werd gesteld dat hij recht had op 76% van de volledige toeslag. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 november 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. De brief van de Svb was gebaseerd op een onjuist uitgangspunt over de verzekeringstijdvakken van de echtgenote van appellant. De Raad stelt dat het bestuursorgaan gerechtigd is om eventuele fouten naar de toekomst te herstellen. De afbouwregeling die is toegepast, waarbij de toeslag gedurende één jaar stapsgewijs wordt verlaagd, wordt als voldoende recht gedaan aan het vertrouwensbeginsel beschouwd.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/3870 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 juni 2009, 08/5092 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 19 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Hendriks, sociaal-juridisch hulpverlener te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2010. Appellant is in persoon verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 17 april 2008 is aan appellant met ingang van juni 2008 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Aan appellant is per genoemde datum in verband met zijn jongere echtgenote ook een toeslag op zijn pensioen toegekend, ter hoogte van 60% van de volledige toeslag.
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de toeslag. Hij heeft zich beroepen op een brief van 25 juli 2000 van de Svb ten aanzien van zijn toekomstige AOW-rechten. Hierin staat vermeld dat appellant recht heeft op 76% van de volledige toeslag.
1.3. Bij het bestreden besluit van 15 oktober 2008 is het bezwaar van appellant gegrond verklaard. Overwogen is dat op grond van voornoemde correspondentie sprake is van een toezegging, waardoor bij appellant gerechtvaardige verwachtingen zijn opgewekt die in beginsel gehonoreerd moeten worden. Om die reden wordt in het geval van appellant een afbouwregeling toegepast, waarbij de toeslag gedurende één jaar vanaf juni 2008 stapsgewijs per kwartaal wordt verlaagd tot het percentage waarop in zijn situatie wettelijk recht bestaat.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend in geschil de vraag of het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel slaagt. Daarbij verschillen partijen in het bijzonder van mening over de vraag of appellant op grond van de brief van 25 juli 2000 blijvend aanspraak heeft op meer dan 60% van de volledige toeslag.
4.3. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De brief van 25 juli 2000 waarnaar appellant heeft verwezen, was gebaseerd op een onjuist uitgangspunt van de Svb omtrent de verzekeringstijdvakken van de echtgenote van appellant voor de AOW. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bestuursorgaan gerechtigd eventuele fouten naar de toekomst te herstellen. Door het toepassen van een afbouwregeling gedurende één jaar zoals omschreven in het bestreden besluit, is voldoende recht gedaan aan het vertrouwensbeginsel.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en J.P.M. Zeijen en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.L. de Gier.
IvR