ECLI:NL:CRVB:2010:BO4601

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/771 WAO + 09/772 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering herziening WAO-uitkering en ziekengeld op basis van onvoldoende medische onderbouwing

In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de beroepen tegen de besluiten op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond zijn verklaard. De besluiten op bezwaar betroffen de weigering om de WAO-uitkering van appellante te herzien en de weigering om ziekengeld toe te kennen. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv zijn besluiten had gebaseerd op voldoende medisch onderzoek en dat de door appellante ingebrachte medische gegevens niet specifiek genoeg waren om de besluiten te weerleggen.

Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. drs. S.J. Brunia, stelde in hoger beroep dat het Uwv de ernst en omvang van haar medische beperkingen had onderschat. Ze voerde aan dat er geen toereikend medisch onderzoek was verricht en dat de besluiten op bezwaar onvoldoende waren onderbouwd. Tijdens de zitting op 8 oktober 2010 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat de informatie die appellante had verstrekt over haar medische situatie, met name over het chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie, te algemeen was om de besluiten van het Uwv te kunnen aanvechten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een medisch deskundige voor nader onderzoek.

De Raad besloot de hoger beroepen van appellante niet te honoreren en bevestigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd er geen vergoeding van proceskosten toegewezen, aangezien er geen termen aanwezig waren om dit te rechtvaardigen.

Uitspraak

09/771 WAO en 09/772 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 december 2008, 08/2172 en 08/2171 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is mr. drs. S.J. Brunia, advocaat te Rotterdam, in hoger beroep gekomen tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2010. Appellante is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. drs. Brunia. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen de besluiten op bezwaar van het Uwv van 14 april 2008 (hierna: de besluiten op bezwaar) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft bij de besluiten op bezwaar zijn primaire besluiten van 11 januari 2008 en 19 februari 2008 gehandhaafd. Bij het primaire besluit van 11 januari 2008 heeft het Uwv geweigerd om de aan appellante toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering, die is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25 %, op grond van artikel 39a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te herzien. Bij het primaire besluit van 19 februari 2008 heeft het Uwv per 20 februari 2008 ziekengeld geweigerd.
2. In hoger beroep heeft appellante zich evenals in beroep in hoofdzaak op het standpunt gesteld dat aan de besluiten op bezwaar geen toereikend medisch onderzoek ten grondslag is gelegd en dat het Uwv de ernst en de omvang van haar medische arbeidsbeperkingen onderschat. Daarbij is namens appellante een beroep gedaan op diverse internationale verdragen die het recht op een fair medisch onderzoek in het kader van sociale wetgeving en verzekeringsrecht zouden garanderen.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Wat appellante ter onderbouwing van haar hoger beroep heeft doen aanvoeren met betrekking tot de onderbouwing van de besluiten op bezwaar vormt een herhaling van wat ook reeds in beroep is aangevoerd. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Evenmin als in beroep heeft appellante in hoger beroep medische gegevens ingebracht die specifiek zien op de individuele gezondheidssituatie van appellante en die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante op de data in geding. Het verstrekken van informatie met een meer algemene strekking over het chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie is onvoldoende om met succes de medische onderbouwing van de besluiten op bezwaar aan te vechten. De Raad onderschrijft derhalve de door de rechtbank gebezigde overwegingen en gegeven oordelen en maakt deze tot de zijne. In het voorgaande ligt tevens besloten dat de Raad geen aanleiding ziet om, zoals namens appellante ter zitting is bepleit, een medisch deskundige te benoemen voor het instellen van nader onderzoek. Het beroep dat namens appellante is gedaan op diverse internationale verdragen is zo weinig gespecificeerd dat de Raad het om die reden buiten bespreking laat.
4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen slagen de hoger beroepen van appellante niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom door de Raad bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en J.P.M. Zeijen en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.L. de Gier.
GdJ