ECLI:NL:CRVB:2010:BO2838
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering door eigen toedoen van appellant
In deze zaak heeft appellant, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 oktober 2009, waarin zijn beroep tegen de weigering van een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 november 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uwv had deze aanvraag bij besluit van 2 februari 2009 per 4 augustus 2008 blijvend geheel geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid had behouden.
Tijdens de zitting van de Raad op 13 oktober 2010, waar appellant en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de gemachtigde van het Uwv zijn eerdere standpunt niet langer gehandhaafd. Het Uwv gaf aan dat het onderzoek niet zorgvuldig genoeg was uitgevoerd en dat het bestreden besluit niet kon worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag lag. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant slaagde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het Uwv werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen en tevens te beslissen op het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in bezwaar. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal op € 759,-- werden begroot, en het Uwv werd verplicht om het door appellant betaalde griffierecht van € 151,- te vergoeden.