ECLI:NL:CRVB:2010:BO2838

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6172 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WW-uitkering door eigen toedoen van appellant

In deze zaak heeft appellant, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 oktober 2009, waarin zijn beroep tegen de weigering van een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 november 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uwv had deze aanvraag bij besluit van 2 februari 2009 per 4 augustus 2008 blijvend geheel geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld, omdat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid had behouden.

Tijdens de zitting van de Raad op 13 oktober 2010, waar appellant en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de gemachtigde van het Uwv zijn eerdere standpunt niet langer gehandhaafd. Het Uwv gaf aan dat het onderzoek niet zorgvuldig genoeg was uitgevoerd en dat het bestreden besluit niet kon worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag lag. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant slaagde.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het Uwv werd opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen en tevens te beslissen op het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in bezwaar. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal op € 759,-- werden begroot, en het Uwv werd verplicht om het door appellant betaalde griffierecht van € 151,- te vergoeden.

Uitspraak

09 / 6172 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 oktober 2009, 09/2344 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 november 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I.P.M.J. Nelemans, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Namens het Uwv is L. den Hartog verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft een aanvraag gedaan om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit van 2 februari 2009 heeft het Uwv de WW-uitkering per 4 augustus 2008 blijvend geheel geweigerd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 mei 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, welk beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond is verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv de WW-uitkering terecht blijvend geheel geweigerd omdat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden.
3. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van het Uwv het eerder ingenomen standpunt niet langer gehandhaafd. Het Uwv is thans van mening dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het bestreden besluit kan derhalve niet in stand blijven. Het hoger beroep slaagt daarom en het Uwv zal opnieuw op het bezwaar van appellant dienen te beslissen. Daarbij zal het Uwv tevens dienen te beslissen op het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in bezwaar.
4. Er is aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant, welke worden begroot op € 322,-- in beroep en € 437,-- in hoger beroep, in totaal derhalve € 759,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant van tot een bedrag van € 759,--;
Bepaalt dat het Uwv appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 151,-vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2010.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) A.L. de Gier.
JL