ECLI:NL:CRVB:2010:BO1968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6314 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 oktober 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij uitsluitend de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit ter beoordeling lag. De rechtbank had eerder de medische grondslag van de uitkering bevestigd, maar had twijfels over de arbeidskundige grondslag. Het Uwv had de uitkering van appellant, die voorheen was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, herzien naar 15 tot 25% per 16 augustus 2005. Appellant was het niet eens met deze herziening en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot een nieuwe uitspraak van de rechtbank in 2006.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de functies die aan de herziening ten grondslag lagen, niet geschikt waren in medisch opzicht en wat betreft opleidingsniveau. Het Uwv heeft echter in hoger beroep toegelicht waarom deze functies wel geschikt zijn. De Raad heeft geoordeeld dat de eerder vastgestelde beperkingen van appellant in rechte vaststaan en dat de functies in medisch opzicht en qua opleidingsniveau passend zijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de arbeidskundige grondslag in het kader van de herziening van WAO-uitkeringen en de rol van de bezwaararbeidsdeskundige in het proces. De Raad heeft de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige als voldoende onderbouwd beschouwd, waardoor de gronden van appellant niet konden slagen.

Uitspraak

08/6314 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Duitsland (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2008, 07/1184 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Kiliç-Sahin, advocaat te Lent, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige ingezonden.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 15 september 2010, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 29 juni 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 16 augustus 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Bezwaar en beroep tegen dat besluit hebben geleid tot de uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2006 (06/185). De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische grondslag, maar niet geheel met de arbeidskundige, en heeft het Uwv opdracht gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tegen deze uitspraak is door partijen geen hoger beroep ingediend.
1.2. Na onderzoek door de bezwaararbeidsdeskundige heeft het Uwv het bezwaar van appellant bij besluit van 7 februari 2007 wederom ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep nog van belang, het beroep tegen het – in beroep genomen – wijzigingsbesluit van 28 november 2007 waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 augustus 2005 werd herzien naar 45 tot 55%, hierna: bestreden besluit, ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende functies in medisch opzicht en wat betreft opleidingsniveau niet geschikt zijn.
3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep (nogmaals) toegelicht waarom de functies voor appellant geschikt zijn.
4.1. De Raad is van oordeel dat uitsluitend de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit ter beoordeling ligt, nu met de uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2006 de juistheid van de voor appellant vastgestelde beperkingen per 16 augustus 2005 in rechte vast staat.
4.2. De bezwaararbeidsdeskundige heeft bij rapport van 6 februari 2007 de eerder voor appellant geduide functies van productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), meteropnemer (sbc-code 315181) en elektronica monteur (sbc-code 267040) aan de schatting ten grondslag gelegd. Daarbij heeft de bezwaararbeidsdeskundige de (medische) geschiktheid van deze functies voor appellant nader gemotiveerd. In beroep en in hoger beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige bij rapporten van respectievelijk 14 augustus 2007 en 19 januari 2009 nog een reactie gegeven op door appellant ingebrachte gronden.
De Raad is, gelet op de in het rapport van 6 februari 2007 weergegeven motivering, van oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als in medisch opzicht alsmede wat betreft opleidingsniveau voor appellant passend dienen te worden aangemerkt. De gronden van appellant zijn in de rapporten van 14 augustus 2007 en 19 januari 2009 op goede gronden weerlegd met de door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven motivering. De zogenoemde signaleringen (M, G, en *) zijn alle van een genoegzame toelichting voorzien.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevochten.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en C.P.J. Goorden en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2010.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR