ECLI:NL:CRVB:2010:BO0474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4639 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 juli 2009, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 9 juli 2007 vastgesteld dat appellante per 30 juli 2007 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later besluit van 12 februari 2008 gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende medische gegevens had verzameld en dat de bezwaarverzekeringsarts de relevante informatie van de behandelend artsen had meegewogen in zijn beoordeling. Appellante stelde in hoger beroep dat het Uwv te weinig medische beperkingen had aangenomen en dat zij niet in staat was de aan haar voorgehouden functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd. De Raad zag geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2010.

Uitspraak

09/4639 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 juli 2009, 08/1725 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak die bij de Raad bekend is onder nummer 09/3662, plaatsgevonden op 8 september 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Toxopeus. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. van Riet. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken ter afdoening weer gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitvoeriger overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 9 juli 2007 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante per 30 juli 2007 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
1.3. Bij besluit van 12 februari 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 9 juli 2007 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende gegevens naar voren zijn gekomen om tot een afgewogen oordeel te komen ten aanzien van de voor appellante geldende beperkingen. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat de bezwaarverzekeringsarts gegevens heeft opgevraagd bij de behandelend internist en de behandelend GZ-psycholoog en dat de bezwaarverzekeringsarts deze informatie heeft meegewogen in zijn beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank zijn niet te geringe medische beperkingen aangenomen. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat door de (bezwaar)arbeidsdeskundige afdoende is gemotiveerd waarom de signaleringen bij de aan appellante voorgehouden functies geen overschrijding opleveren van haar belastbaarheid en dat appellante derhalve in staat moet worden geacht die functies te vervullen.
3. In hoger beroep heeft appellante – kort samengevat – aangevoerd dat de behandelend sector had moeten worden geraadpleegd, dat het Uwv te weinig medische beperkingen heeft aangenomen en dat appellante niet is staat is de aan haar voorgehouden functies te vervullen.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad kan zich verenigen met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd betreft een herhaling van wat reeds bij de rechtbank naar voren is gebracht. Dit heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen zodat er mee wordt volstaan te verwijzen naar de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep kan derhalve niet slagen.
4.3. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2010.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) A.L. de Gier.
KR