ECLI:NL:CRVB:2010:BN9653

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1210 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. H.B.Th. Koekkoek, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat zijn WAO-uitkering per 22 februari 2007 heeft ingetrokken op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven.

In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald en betoogd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij stelt dat hij maximaal 32 uur per week kan werken, maar niet in wisselende diensten of tijdens avonden en in het weekend. Ter ondersteuning heeft hij informatie van zijn behandelend GZ-psycholoog J.H. Bos ingediend. Appellant heeft ook vragen gesteld over de rapportage van psychiater S. Russo, die betrokken was bij de beoordeling van zijn situatie.

De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de rechtbank. De Raad heeft de zorgvuldigheid van de onderzoeken door de verzekeringsartsen bevestigd en de aanpassingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) als adequaat beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de bevindingen van de behandelend psychiater en de bezwaarverzekeringsarts voldoende zijn om de intrekking van de WAO-uitkering te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/1210 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 12 januari 2009, 08/1191 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.B.Th. Koekkoek, werkzaam bij CNV Hout en Bouw te Drachten, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingezonden, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2010, waar appellant is verschenen bijgestaan door zijn raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.T. Wielinga.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep van appellant is gericht tegen het besluit van 14 mei 2008 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) genomen besluit van 28 november 2007. Daarbij is appellant WAO-uitkering geweigerd per 22 februari 2007 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden in essentie herhaald. Appellant blijft van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij maximaal 32 uur per week kan werken en niet in wisselende diensten, tijdens avonden en in het weekend. Ter ondersteuning is informatie van behandelend GZ-psycholoog J.H. Bos ingezonden. Voorts stelt appellant dat niet inzichtelijk is of zijn opmerkingen door psychiater S. Russo zijn opgenomen in diens rapport van 24 maart 2008. Ten slotte zijn de gronden herhaald met betrekking tot de geschiktheid van de geduide functies en het maatmaninkomen.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht is geen reden om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank over de zorgvuldigheid van de onderzoeken door de (bezwaar)verzekeringsartsen en de vastlegging van de beperkingen van appellant in de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Daarbij is van belang dat bezwaarverzekeringsarts L. Zwemer na de hoorzitting psychiater Russo heeft ingeschakeld voor een nader onderzoek en dat Russo bij zijn oordeelsvorming de bevindingen van de behandelend psychiater H.J. Zwartenkot heeft meegewogen. Zwemer heeft de FML wat betreft het psychisch en sociaal functioneren van appellant aangepast aan de bevindingen van Russo. Russo heeft appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op zijn concept rapport en appellant heeft aan Russo zijn commentaar toegezonden. Het was aan de psychiater om te beslissen of de ontvangen opmerkingen tot een aanpassing van zijn rapportage moesten leiden. Dat Russo het commentaar van appellant vervolgens niet in zijn definitieve rapport heeft opgenomen, betekent niet dat het rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Zwemer heeft overtuigend uiteengezet dat de bevindingen van de behandelend GZ-psycholoog Bos geen reden zijn voor een verdergaande wijziging van de FML. Dat betekent dat er geen aanknopingspunten zijn om de FML, die nog wel is gewijzigd in verband met een beperkende toelichting op het aspect huidcontact, voor onjuist te houden.
4.2. De Raad ziet, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond voor het oordeel dat de appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter, en M. Greebe en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.A. van Amerongen.
NK