ECLI:NL:CRVB:2010:BN9653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. H.B.Th. Koekkoek, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat zijn WAO-uitkering per 22 februari 2007 heeft ingetrokken op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 15%. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald en betoogd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij stelt dat hij maximaal 32 uur per week kan werken, maar niet in wisselende diensten of tijdens avonden en in het weekend. Ter ondersteuning heeft hij informatie van zijn behandelend GZ-psycholoog J.H. Bos ingediend. Appellant heeft ook vragen gesteld over de rapportage van psychiater S. Russo, die betrokken was bij de beoordeling van zijn situatie.
De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de rechtbank. De Raad heeft de zorgvuldigheid van de onderzoeken door de verzekeringsartsen bevestigd en de aanpassingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) als adequaat beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de bevindingen van de behandelend psychiater en de bezwaarverzekeringsarts voldoende zijn om de intrekking van de WAO-uitkering te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.