ECLI:NL:CRVB:2010:BL2163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om een uitkering ingevolge de Werkloosheidwet (WW) wegens niet voldoen aan referte-eis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om een uitkering ingevolge de Werkloosheidwet (WW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die van 24 mei 2004 tot en met 30 oktober 2005 werkzaam was, had zijn aanvraag voor een WW-uitkering per 29 oktober 2007 ingediend. Het Uwv wees deze aanvraag af op basis van het feit dat appellant niet voldeed aan de referte-eis, die vereist dat men in de 36 weken voorafgaand aan de werkloosheid in 26 weken arbeid heeft verricht. Appellant had in deze periode slechts 19 weken gewerkt, waarbij zijn detentieperiode niet werd meegerekend.
De rechtbank Rotterdam had het bezwaar van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel. De Raad oordeelde dat de argumenten die appellant in hoger beroep aanvoerde, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten bevatten en niet voldoende onderbouwd waren. De Raad verwees naar de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet aan de referte-eis voldeed, en dat de detentieperiode niet als onbetaald verlof kon worden aangemerkt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 januari 2010.