ECLI:NL:CRVB:2009:BK3190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van de Kade
- T.L. de Vries
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Inhouding van premies op de Remigratie-uitkering in het kader van het Verdrag met Marokko
In deze zaak gaat het om de inhouding van premies op de Remigratie-uitkering van appellant, die woonachtig is in Marokko. Appellant ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Remigratiewet. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft appellant in een brief van 15 december 2004 geïnformeerd dat hij met ingang van 1 november 2004 verplicht verzekerd is voor de Ziekenfondswet en de Algemene wet bijzondere ziektekosten, als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag tot wijziging van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. De Svb besloot dat de premies voor deze verzekeringen op de Remigratie-uitkering van appellant zouden worden ingehouden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de premie voor de verplichte verzekering te hoog is, gezien de zorg in Marokko, en dat hij de voorkeur geeft aan een vrijwillige verzekering in Marokko.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 29 oktober 2009 geoordeeld dat de inhouding van de premies conform de Nederlandse wetgeving en het Verdrag met Marokko is geschied. De Raad concludeert dat er geen schending is van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.