ECLI:NL:CRVB:2009:BK1241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2578 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van maatregel bij overlijden van betrokkene in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herroeping van een maatregel die was opgelegd aan [S.], die inmiddels is overleden. De zaak betreft een geschil tussen de erfgenaam van [S.] en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. De Raad heeft vastgesteld dat het College de eerder opgelegde maatregel aan [S.] volledig heeft herroepen. Dit gebeurde naar aanleiding van een besluit van 19 maart 2007, waarin het College erkende dat er sprake was van dringende redenen om van de maatregel af te zien, gezien de leeftijd en afhankelijkheid van [S.].

De rechtbank had eerder het beroep van [S.] tegen het besluit van 19 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtens te honoreren procesbedrag. De erfgenaam, appellante, heeft in hoger beroep aangevoerd dat er procesbelang is, omdat duidelijkheid over de dringende redenen van belang is voor de voortgezette procedure. De Raad oordeelt echter dat het belang van [S.] bij een beoordeling van het besluit is komen te vervallen door haar overlijden. De herroepen maatregel kan geen gevolgen meer hebben voor een langdurigheidstoeslag of eventuele recidive.

De Raad concludeert dat appellante onvoldoende procesbelang heeft en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2009.

Uitspraak

08/2578 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de erfopvolgster van [S.], laatstelijk gewoond hebbende te ’s-Gravenhage (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 maart 2008, 07/3230 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[S.]
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)
Datum uitspraak: 5 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
[S.] (hierna: [S.]) heeft mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
[S.] is op 17 juli 2009 overleden. Mr. Dielbandhoesing heeft de Raad laten weten dat [appellante] (hierna: appellante) als enig erfgenaam van [S.] de procedure voortzet.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de gedingen met reg.nrs. 08/2795 WWB en 08/2563 WWB plaatsgevonden op 24 augustus 2009. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dielbandhoesing. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Boogaards, werkzaam bij de gemeente ’s-Gravenhage.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 19 december 2006 heeft het College de bijstand van [S.] per 1 januari 2007 met 30% gedurende 1 maand verlaagd op de grond dat zij ten gevolge van schending van de inlichtingenverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand heeft ontvangen.
1.2. Bij besluit van 19 maart 2007 heeft het College het tegen het besluit van 19 december 2006 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dit besluit herroepen. Het College heeft daartoe overwogen dat, gelet op de leeftijd van [S.] en haar afhankelijkheid van anderen, sprake is van een dringende reden en dat op grond daarvan van het opleggen van een maatregel wordt afgezien
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtens te honoreren procesbedrag.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is er sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2. De Raad stelt vast dat het College met het besluit van 19 maart 2007 de wegens schending van de inlichtingenverplichting aan [S.] opgelegde maatregel volledig heeft herroepen. Daarmee was het belang van [S.] bij een beoordeling van dat besluit in beginsel komen te vervallen. Inmiddels is [S.] overleden, zodat de wegens dringende redenen herroepen maatregel geen consequenties meer kan hebben voor een langdurigheidstoeslag en eventuele recidive, waarbij de herroepen maatregel mogelijk een rol zou spelen, zich niet meer kan voordoen. Dat appellante het, mede in verband met de door haar voortgezette procedure van [S.] met reg.nr. 08/2795 WWB, van belang acht dat in de onderhavige procedure duidelijkheid wordt gegeven over de hiervoor genoemde dringende redenen, is onvoldoende voor een procesbelang. Voorts is in beroep bij de rechtbank namens [S.] geen verzoek om schadevergoeding gedaan.
4.3. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de rechtbank het beroep terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2009.
(get.) A.B.J. van der Ham
(get.) P.C. de Wit
MM