ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H.G. Rottier
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de opzegtermijn bij faillissement en toepassing van de Wet Flexibiliteit en zekerheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de berekening van de opzegtermijn van een werknemer wiens werkgever failliet was verklaard. De betrokkene, geboren in 1947, was sinds 19 januari 1976 in dienst van de rechtsvoorganger van de werkgever. Na de faillietverklaring op 10 januari 2007 heeft de curator de betrokkene ontslagen met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. De betrokkene heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor overneming van de betalingsverplichtingen van de werkgever in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de opzegtermijn vastgesteld op 9 april 2007, wat door de betrokkene werd betwist.
De Raad heeft geoordeeld dat de opzegtermijn moet worden bepaald aan de hand van artikel XXI van de Wet Flexibiliteit en zekerheid, dat bepaalt dat voor werknemers die op het moment van inwerkingtreding van de wet 45 jaar of ouder waren, de oude opzegtermijn blijft gelden zolang zij bij dezelfde werkgever in dienst blijven. De Raad heeft vastgesteld dat de opzegtermijn volgens de oude wetgeving 12 weken bedroeg, terwijl de nieuwe wetgeving de termijn heeft beperkt tot 6 weken. Aangezien de oude termijn langer was, bleef deze van toepassing. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van overgangsrecht bij de berekening van opzegtermijnen in faillissementssituaties. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.