ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aflossingscapaciteit en inkomen in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aflossingscapaciteit van appellante, die in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) bijstandsverlening ontving. De Raad heeft vastgesteld dat de aflossingscapaciteit van appellante is vastgesteld op € 152,09 per maand, met een maandelijks af te lossen bedrag van € 75,45, ingaande op 1 april 2006. De Raad heeft geconstateerd dat er op de bankafschriften van appellante gemiddeld tweemaal per maand een bijschrijving van € 70,-- voorkomt, aangeduid als 'storting automaat'. Appellante heeft in hoger beroep een verklaring van haar moeder ingebracht, waarin zij stelt dat deze stortingen voortkomen uit een overeenkomst van geldlening. De Raad oordeelt echter dat deze verklaring onvoldoende is om aan te nemen dat de stortingen per automaat niet als inkomen moeten worden aangemerkt.
De Raad heeft verder overwogen dat de omstandigheid dat er mogelijk sprake is van overschrijding van de beslistermijn op het bezwaar van appellante, niet leidt tot een omkering van de bewijslast. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de stortingen per automaat terecht als inkomen zijn aangemerkt en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en W.F. Claessens als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 juli 2009.