ECLI:NL:CRVB:2009:BI4912

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-238 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het beginsel van hoor en wederhoor in bestuursrechtelijke procedure

Op 13 mei 2009 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in de zaak met registratienummer 08/238 WWB, waarin appellant in persoon was verschenen tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door gemachtigde mr. M.M. Tjen A Kwoei. De Raad constateerde dat de rechtbank tijdens de procedure telefonisch vragen had gesteld aan de gemachtigde van het College, zonder dat appellant hiervan op de hoogte was gesteld. De rechtbank ontving vervolgens een brief van het College, gedateerd 22 november 2007, en andere stukken, maar deze waren niet aan appellant toegezonden of tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2007 aan hem gepresenteerd.

De Raad oordeelde dat de handelwijze van de rechtbank in strijd was met de beginselen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. Dit houdt in dat partijen recht hebben op kennisname van processtukken die door de rechter in de oordeelsvorming worden betrokken. De Raad concludeerde dat deze inbreuk op het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, aanleiding gaf om de aangevallen uitspraak te vernietigen.

De Raad besloot de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Amsterdam, zoals door appellant was verzocht. Tevens werd vastgesteld dat er geen proceskosten in hoger beroep vergoed dienden te worden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en de leden J.M.A. Kolk-Severijns en W.F. Claessens. De griffier van de Centrale Raad van Beroep was W. Altenaar. De uitspraak werd opgemaakt in Utrecht op 13 mei 2009.

Uitspraak

CENTRALE RAAD VAN BEROEP
P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 13 mei 2009 van de
meervoudige kamer
Zitting hebben: G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.M.A. Kolk-Severijns en W.F. Claessens, als leden,
griffier: W. Altenaar.
1e zaak, reg.nr.: 08/238 WWB
Inzake: [appellant] (hierna: appellant), in persoon verschenen,
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, (hierna: College), verschenen bij gemachtigde mr. M.M. Tjen A Kwoei.
De Raad stelt vast dat vanwege de rechtbank telefonisch vragen aan de gemachtigde van het College zijn gesteld, waarover appellant niet is geïnformeerd. In antwoord op die vragen heeft het College de rechtbank per fax een brief van 22 november 2007 en andere stukken doen toekomen. Uit het procesdossier blijkt niet dat deze stukken na ontvangst door de rechtbank aan appellant zijn toegezonden of tijdens de mondelinge behandeling op de zitting van 28 november 2007 ter kennis van appellant zijn gebracht. Uit de thans aangevallen uitspraak leidt de Raad af dat de rechtbank bij het vormen van haar oordeel (een deel van) deze stukken heeft laten meewegen.
De Raad acht deze handelwijze van de rechtbank strijdig met beginselen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor, uit welke beginselen voortvloeit dat partijen kennis moeten kunnen nemen van de inhoud van processtukken die de rechter bij zijn oordeelsvorming wenst te betrekken. Derhalve is sprake van een inbreuk op de uit artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden voortvloeiende elementaire eisen van een eerlijk proces.
Reeds op grond van het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. De Raad acht voorts termen aanwezig om het geding met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beroepswet terug te wijzen naar de rechtbank, zoals door appellant is verzocht.
Van te vergoeden proceskosten in hoger beroep is niet gebleken.
De Raad beslist daarom als volgt.
Vernietigt de aangevallen uitspraak van 29 november 2007, 06/4287;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam;
Bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 106,-- aan appellant vergoedt.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 13 mei 2009
De griffier. De voorzitter.
W. Altenaar. G.A.J. van den Hurk.
Voor eensluidend afschrift de griffier van de Centrale Raad van Beroep.