ECLI:NL:CRVB:2009:BI4410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-7123 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medisch onderzoek en geschiktheid van voorgehouden functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in eerste instantie door de rechtbank 's-Hertogenbosch in het ongelijk is gesteld. Appellante, die als schoonmaakster werkte, is op 12 december 2000 uitgevallen met longklachten en andere fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar met ingang van 11 december 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst tegenstrijdigheden bevat. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 3 april 2009, waarbij appellante niet aanwezig was. Het Uwv was vertegenwoordigd door V.A.R. Kali.

De Raad heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad concludeert dat de beperkingen van appellante juist zijn vastgesteld en dat de voorgehouden functies geschikt zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en M. Greebe en B. Barentsen als leden, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.

Uitspraak

07/7123 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 november 2007, 05/1767 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.M.J.S. Helder, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2009, waar appellante met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, die werkzaam was als schoonmaakster, is op 12 december 2000 met longklachten en andere fysieke klachten uitgevallen.
2.1. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 24 mei 2005, waarbij het Uwv geweigerd heeft appellante met ingang van 11 december 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is namens appellante -kort samengevat- aangevoerd dat bij de beoordeling van haar gezondheidstoestand onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst een innerlijke tegenstrijdigheid bevat.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekerings-artsen voldoende zorgvuldig is geweest en ziet geen reden om de bevindingen van die artsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de bezwaarverzekeringsarts P. Bavelaar in zijn rapport van 3 december 2004 de informatie van de behandelende sector genoegzaam heeft meegewogen en de bezwaararbeids-deskundige heeft gevraagd om functies te selecteren zonder intensief gebruik van de nek. Vervolgens heeft deze bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 15 juni 2006 bij bespreking van de onderzoeksbevindingen van de behandelend neuroloog
F.H.M. Kornips terecht aangegeven dat in december 2004 reeds voldoende rekening is gehouden met de nekklachten en dat dit geen gevolgen heeft voor de geselecteerde functies. Voor wat betreft de handklachten onderschrijft de Raad de overwegingen van de bezwaarverzekeringsarts in het eerstgenoemde rapport.
4.2. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om te oordelen dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn. Naar het oordeel van de Raad hebben de voormelde bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 2 december 2004 en de bezwaararbeidsdeskundige C.H.J. de Vries-van Hulten in haar rapport van 21 april 2008 de mogelijke overschrijdingen in de belastbaarheid genoegzaam toegelicht.
4.3. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en M. Greebe en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) J.M. Tason Avila.
MH