ECLI:NL:CRVB:2009:BI4410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medisch onderzoek en geschiktheid van voorgehouden functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in eerste instantie door de rechtbank 's-Hertogenbosch in het ongelijk is gesteld. Appellante, die als schoonmaakster werkte, is op 12 december 2000 uitgevallen met longklachten en andere fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar met ingang van 11 december 2001 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst tegenstrijdigheden bevat. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 3 april 2009, waarbij appellante niet aanwezig was. Het Uwv was vertegenwoordigd door V.A.R. Kali.
De Raad heeft overwogen dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad concludeert dat de beperkingen van appellante juist zijn vastgesteld en dat de voorgehouden functies geschikt zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en M. Greebe en B. Barentsen als leden, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2009.