ECLI:NL:CRVB:2009:BI3744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beheersing van de Nederlandse taal
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 4 mei 2007 een eerder besluit van het Uwv had vernietigd. Het Uwv had in 2006 besloten om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 15%. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. L. van Etten, heeft in hoger beroep de medische en arbeidskundige grondslagen van dit besluit betwist. Ze voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende aandacht was besteed aan het rapport van haar behandelend psychiater, S. Güner. Daarnaast stelde appellante dat ze de Nederlandse taal niet beheerst, wat haar zou belemmeren in het vervullen van de aan de schatting ten grondslag liggende functies.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante besproken en geconcludeerd dat de rechtbank deze afdoende had gemotiveerd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een onmogelijkheid om de Nederlandse taal aan te leren als gevolg van ziekte of gebrek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep faalde. De Raad wees erop dat de functies waarvoor appellante werd geschat betrekkelijk eenvoudig waren en dat de eisen van beheersing van de Nederlandse taal niet onredelijk waren.
De uitspraak werd gedaan op 8 mei 2009, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, A.C. Palmboom.