ECLI:NL:CRVB:2009:BH4079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3106 WWB + 07-3227 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van maatregel wegens schending van de inlichtingenverplichting in het sociale zekerheidsrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 mei 2007, waarin het beroep tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân niet-ontvankelijk werd verklaard. Het besluit waartegen werd geprocedeerd, was genomen naar aanleiding van een heronderzoek en hield in dat de bijstandsverlening aan appellanten werd voortgezet, maar dat hun uitkering gedurende een maand met 10% werd verlaagd wegens het niet tijdig voldoen aan de inlichtingenverplichting.

Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Dagelijks Bestuur met een later besluit van 16 augustus 2006 de eerder opgelegde maatregel volledig heeft herroepen. Hierdoor is het procesbelang van appellanten bij de beoordeling van het besluit van 16 augustus 2006 in beginsel komen te vervallen. De Raad heeft verder overwogen dat de maatregel geen gevolgen heeft voor de langdurigheidstoeslag en dat het ingehouden bedrag volledig aan appellanten is terugbetaald.

De Raad concludeert dat er geen procesbelang meer is voor appellanten, aangezien het doel van de procedure, namelijk de vaststelling dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenverplichting, reeds was bereikt met de herroeping van de maatregel. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 24 februari 2009.

Uitspraak

07/3106 WWB
07/3227 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] en [Appellant], beiden wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 mei 2007, 06/2133 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het Dagelijks Bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân (hierna: Dagelijks Bestuur).
Datum uitspraak: 24 februari 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft drs. C. Atema, werkzaam bij Stichting Bok-die-leit, bestuursrechterlijk steunfunctiebureau te St. Annaparochie, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2009. Voor appellanten is verschenen drs. Atema. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door F.B. Visser, werkzaam bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 25 april 2006 heeft het Dagelijks Bestuur naar aanleiding van een heronderzoek besloten om de bijstandsverlening aan appellanten voort te zetten. In de derde alinea van dit besluit is voorts, kort gezegd, de uitkering van appellanten gedurende een maand verlaagd met 10%, omdat niet tijdig aan de inlichtingenverplichting is voldaan.
1.2. Bij besluit van 16 augustus 2006 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar tegen het besluit van 25 april 2006 gegrond verklaard en dit besluit herroepen in die zin dat de derde alinea daarvan wordt geschrapt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 augustus 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtens te honoreren procesbedrag.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het Dagelijks Bestuur met het besluit van 16 augustus 2006 de wegens schending van de inlichtingenverplichting aan appellanten opgelegde maatregel volledig heeft herroepen. Daarmee is het belang van appellanten bij een beoordeling van het besluit van 16 augustus 2006 in beginsel komen te vervallen. Nu het Dagelijks Bestuur bovendien ter zitting heeft aangegeven dat de (onjuiste) maatregel geen consequenties heeft voor de langdurigheidstoeslag, niet meetelt bij vaststelling van eventuele recidive, het in verband met de maatregel op de bijstandsuitkering van appellanten ingehouden bedrag geheel aan hen is terugbetaald en geen verzoek om schadevergoeding is gedaan, is geen sprake van enig procesbelang. Ook het doel dat appellanten met deze procedure wilden bereiken - vaststelling dat geen sprake was van schending van de inlichtingenverplichting - kan geen procesbelang opleveren, aangezien dit doel met het schrappen van de derde alinea uit het besluit van 25 april 2006 reeds is bereikt.
4.2. Uit het onder 4.1 overwogene volgt dat de rechtbank het beroep terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.3. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en C. van Viegen en J.N.A. Bootsma als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2009.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) M. Pijper.