[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 juni 2008, 07/3040 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 januari 2009.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De voormalig werkgever van appellant, [naam werkgever] te [vestigingsplaats], heeft een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. Achterveld, advocaat te Leeuwarden. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.H.J. van Gastel.
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2.1. Appellant, geboren in 1950, was sedert 7 april 2006 in het genot van een WW-uitkering. Nadat eerder aan appellant kortingen op zijn WW-uitkering waren opgelegd, heeft het Uwv naar aanleiding van het van appellant ontvangen werkbriefje over de periode van 7 mei tot en met 3 juni 2007, een nader onderzoek ingesteld en is appellant een aantal schriftelijke vragen voorgelegd. Appellant heeft wel schriftelijk gereageerd maar heeft een beantwoording van de gestelde vragen achterwege gelaten. Het Uwv heeft vervolgens in verband met het feit dat appellant niet heeft voldaan aan de sollicitatieplicht, bij besluit van 10 juli 2007 een maatregel opgelegd, inhoudende een verlaging van de WW-uitkering van 70% naar 50% vanaf 4 juni 2007. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij het thans bestreden besluit van 31 oktober 2007 ongegrond is verklaard. Het Uwv heeft er daarbij onder meer op gewezen dat appellant al eerder op de sollicitatieplicht is gewezen.
2.2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, welk beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft daarin onder meer verwezen naar hetgeen werd overwogen in de uitspraak van die rechtbank van 29 november 2007 in het geschil geregistreerd onder nummer 07/1442.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat hij een kansloze positie op de arbeidsmarkt inneemt. Hij wijst ter onderbouwing daarvan op het feit dat hij is ingedeeld in fase 3 en op zijn lichamelijke beperkingen. Hij is van mening dat geen enkele werkgever hem in dienst zal nemen. Voor de Wet werk en bijstand is hij vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Daarbij benadrukt appellant dat hij wel werkwillig is, maar dat er eerst sprake moet zijn van re-integratie alvorens er sprake kan zijn van het naleven van de sollicitatieverplich-tingen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Niet betwist is dat appellant in de periode in geding geen enkele concrete sollicitatie-activiteit heeft verricht. De stellingen van appellant in hoger beroep vormen een herhaling van hetgeen appellant heeft aangevoerd in zijn hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2007. In dat hoger beroep, dat bij de Raad is geregistreerd onder nummer 08/246, heeft de Raad bij uitspraak van heden die uitspraak van de recht-bank bevestigd. De Raad volstaat er dan ook mee om ten aanzien van het onderhavige geschil voor zijn oordeel te verwijzen naar hetgeen de Raad in de uitspraak in het geding geregistreerd onder nummer 08/246 heeft vastgesteld en overwogen.
4.2. De Raad voegt daar nog aan toe dat, zoals ook ter zitting is vastgesteld, gelet op het feit dat het hier gaat om de tweede recidive binnen een periode van een jaar, het Uwv een verdergaande korting op de WW-uitkering had kunnen opleggen. Nu de Raad, evenals in het geding geregistreerd onder nummer 08/246, geen aanleiding ziet om te concluderen dat het Uwv de opgelegde maatregel (verder) had dienen te matigen, is appellant met de thans opgelegde maatregel zeker niet tekort gedaan.
5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.A. Reinders als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2009.