ECLI:NL:CRVB:2009:BH1648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering en bovenwettelijke werkloosheidsuitkering na strafontslag politieambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een politieambtenaar (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant was werkzaam bij de politieregio [naam regio] en had een disciplinaire straf van ongevraagd ontslag gekregen, welke inging op 30 augustus 2004. Na dit ontslag heeft de appellant een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. De korpsbeheerder weigerde ook een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De Raad heeft overwogen dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Werkloosheidswet en de relevante bepalingen. De Raad concludeert dat appellant redelijkerwijs moest begrijpen dat zijn gedragingen, die hebben geleid tot het strafontslag, de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zouden hebben. De Raad bevestigt dat appellant verwijtbaar werkloos is geworden en dat de weigering van zowel de WW-uitkering als de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering terecht was. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter J.C.F. Talman en de leden H.G. Rottier en M.C. Bruning betrokken waren. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel.