ECLI:NL:CRVB:2008:BG6569

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5121 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake herziening uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 11 juli 2007 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Appellante had hoger beroep ingesteld omdat zij van mening was dat het Uwv haar uitkering ten onrechte had herzien. Tijdens de zitting op 12 november 2008 heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. M. de Miranda, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. C.F. Sitvast.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante zich geheel kan verenigen met de aangevallen uitspraak van de rechtbank, hetgeen zij ter zitting ook heeft erkend. Hierdoor heeft de Raad geoordeeld dat appellante geen in rechte te honoreren belang heeft bij een uitspraak over haar hoger beroep. De Raad heeft ook geen procesbelang gezien in de door appellante aangevoerde redenen om hoger beroep in te stellen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van griffier M.B. de Gooijer uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

07/5121 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2007, 06/2921 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. de Miranda, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Miranda voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.F. Sitvast, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een weergave van de relevante feiten verwijst de Raad naar zijn uitspraak van heden in de zaak 07/4811 WAO.
2. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank waarbij haar beroep tegen het besluit van het Uwv van 29 augustus 2006 gegrond is verklaard en dat besluit is vernietigd. Appellante heeft als grond aangevoerd dat het Uwv haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij het door de rechtbank vernietigde besluit van 29 augustus 2006 ten onrechte heeft herzien. Als belang bij het instellen van hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat, indien het door het Uwv tegen de aangevallen uitspraak ingestelde hoger beroep (zaak 07/4811 WAO) slaagt en de Raad de zaak vervolgens zelf afdoet, de Raad kennis behoort te hebben van haar standpunt over het bestreden besluit.
3. De Raad leidt uit het vorenstaande af dat appellante zich geheel kan verenigen met de aangevallen uitspraak, hetgeen ter zitting ook door appellante is erkend. Om deze reden heeft zij naar het oordeel van de Raad geen in rechte te honoreren belang bij een uitspraak van de Raad over haar hoger beroep. Evenmin is enig procesbelang gelegen in de in 2 weergegeven redenen van appellante om hoger beroep in te stellen.
4. Het hoger beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.B. de Gooijer.
BvW