ECLI:NL:CRVB:2008:BG6569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake herziening uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 11 juli 2007 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Appellante had hoger beroep ingesteld omdat zij van mening was dat het Uwv haar uitkering ten onrechte had herzien. Tijdens de zitting op 12 november 2008 heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. M. de Miranda, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. C.F. Sitvast.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante zich geheel kan verenigen met de aangevallen uitspraak van de rechtbank, hetgeen zij ter zitting ook heeft erkend. Hierdoor heeft de Raad geoordeeld dat appellante geen in rechte te honoreren belang heeft bij een uitspraak over haar hoger beroep. De Raad heeft ook geen procesbelang gezien in de door appellante aangevoerde redenen om hoger beroep in te stellen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van griffier M.B. de Gooijer uitgesproken in het openbaar.