ECLI:NL:CRVB:2008:BG5593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor functie productiemedewerker industrie
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant verlaagd van 80-100% naar 35-45%, wat appellant betwistte. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een nieuw besluit. De Centrale Raad van Beroep moest nu beoordelen of de functie van productiemedewerker industrie geschikt was voor appellant, gezien zijn medische beperkingen.
De Raad oordeelde dat de geschiktheid van de functie productiemedewerker industrie, die appellant in hoger beroep betwistte, voldoende gemotiveerd was door de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad concludeerde dat de functie, ondanks een geringe overschrijding van de belasting op het aspect kort-cyclisch buigen, niet als ontoelaatbaar zwaar voor appellant kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat de medische situatie van appellant buiten de omvang van het geding viel, en dat de geschiktheid van de functie pas in hoger beroep voldoende was onderbouwd.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen ervan in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan op 7 november 2008 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.