ECLI:NL:CRVB:2008:BG4559

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6271 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ontkoppeling bij studiefinanciering op basis van conflict met vader

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die verzocht om bij de toekenning van een aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader. Dit verzoek, ook wel de zogenoemde ontkoppeling genoemd, werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen appellant en zijn vader, zoals vereist door de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). De appellant had betoogd dat er wel degelijk sprake was van een ernstig en structureel conflict, maar de Raad oordeelde dat de overgelegde verklaringen van de huisarts en de predikant onvoldoende waren om dit te onderbouwen. De IB-Groep, die de aanvraag had afgewezen, stelde dat er eerder sprake was van een gebrek aan relatie tussen appellant en zijn vader als gevolg van de scheiding van de ouders. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die eerder het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de situatie van appellant moeilijk was, maar niet voldeed aan de wettelijke eisen voor ontkoppeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/6271 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 oktober 2007, 07/434 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 7 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.I.A. van Weelden hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2008. Appellant was in persoon aanwezig en werd bijgestaan door mr. Van Weelden. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 1 mei 2006 waarbij de IB-Groep ongegrond heeft verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van de IB-Groep van
10 januari 2006. Bij dat primaire besluit is afgewezen het verzoek van appellant om bij de toekenning van een aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader (de zogenoemde ont- of loskoppeling).
Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zij zich kan verenigen met het standpunt van de IB-Groep dat niet kan worden gesproken van een ernstig en structureel conflict tussen appellant en zijn vader als bedoeld in de artikelen 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 (BSF 2000).
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat geen verklaring van een deskundige is overgelegd en dat de verklaring van de advocaat van de moeder enkel een weergave bevat van de situatie zoals deze door appellants moeder aan hem is geschetst.
2.1. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat er ten tijde in geding wel degelijk sprake was (en sedertdien is gebleven) van een ernstig en structureel conflict tussen hem en zijn vader als hiervoor bedoeld, zodat zijn inkomen buiten beschouwing had moeten worden gelaten. Appellant heeft diverse pogingen ondernomen om het contact te herstellen maar daar is enkel in negatieve zin op gereageerd. Hij heeft voorts een verklaring van zijn huisarts en van de predikant overgelegd.
2.2. De IB-Groep is blijven staan op het standpunt dat niet is voldaan aan de zogenoemde conflict-eis; veeleer is er sprake van het ontbreken van een relatie tussen appellant en zijn vader als gevolg van de scheiding van zijn ouders. De overgelegde verklaringen zijn onvoldoende om van een conflict in de zin van de wet te spreken.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat weliswaar sprake is van een conflict tussen appellant en zijn vader maar dat het daarbij niet gaat om een langdurig ernstig verstoorde verhouding in de zin van de wet. Daarvoor is namelijk vereist een zodanig fundamentele en structurele verstoring van de relatie tussen ouder en kind, dat ontkoppeling de enige weg is, zoals in gevallen waarbij ernstig fysiek en/ of geestelijk geweld een rol heeft gespeeld. Uit hetgeen appellant heeft aangevoerd en ter zitting heeft verklaard kan de Raad niet afleiden dat daarvan sprake is (geweest).
Ook de verklaringen van de huisarts en van de predikant duiden er niet op dat er van een dergelijk ernstige situatie sprake is. De Raad wil daarmee niet zeggen dat de situatie voor appellant niet moeilijk en verdrietig is, maar voor loskoppeling is het onvoldoende.
3.3. Het hoger beroep treft dus geen doel.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) R.L. Rijnen.
TM