ECLI:NL:CRVB:2008:BG0952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4863 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking WAO-uitkering en procesbelang

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 juli 2007, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om haar WAO-uitkering per 8 november 2005 in te trekken, niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering, omdat het Uwv had vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Na een aantal juridische stappen, waaronder het indienen van een beroep en het intrekken daarvan, heeft appellante verzocht om heropening van de procedure. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van dwaling, dwang of bedrog.

In het hoger beroep heeft appellante aangegeven dat zij belang heeft bij de gang van zaken rondom haar medische dossier, dat zonder haar toestemming naar de rechtbank was gestuurd. De Raad overweegt echter dat de onderwerpen die appellante aan de orde wil stellen niet ter beoordeling staan in het hoger beroep. Het hoger beroep heeft enkel betrekking op de vraag of de intrekking van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar ongedaan kan worden gemaakt. Aangezien het Uwv de WAO-uitkering van appellante ongewijzigd heeft voortgezet, heeft appellante geen procesbelang meer bij een oordeel van de Raad. Daarom verklaart de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij R.C. Stam als voorzitter fungeerde. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, waarbij A.C.A. Wit als griffier aanwezig was. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.

Uitspraak

07/4863 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 juli 2007, 06/3228 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2008, waar appellante is verschenen en het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. L. Smid.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 november 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 8 november 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van die datum minder dan 15% was.
1.2. Namens appellante heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat te Arnhem, tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Op 9 juni 2006 heeft mr. Balkema beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. In het verweerschrift van 16 juni 2006 heeft het Uwv medegedeeld dat inmiddels op 12 juni 2006 een besluit is genomen, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond is verklaard.
1.4. Bij brief van 20 juni 2006 heeft mr. Balkema het beroep ingetrokken. Met haar brief van 23 juni 2006 heeft appellante aan de rechtbank bevestigd dat zij mr. Balkema had verzocht het beroep in te trekken. Op 26 juni 2006 heeft mr. Balkema schriftelijk bericht ook het verzoek om vergoeding van de proceskosten in te trekken.
1.5. Bij brief van 21 juli 2006 heeft appellante aan de rechtbank verzocht om de procedure vanwege recente ontwikkelingen te heropenen. Voorts heeft zij daarbij onder meer aangegeven dat mr. Balkema zijn werkzaamheden voor haar heeft beëindigd en dat enkele beslissingen van het Uwv haar niet hebben bereikt.
2. De rechtbank heeft het verzoek om heropening van de procedure opgevat als een verzoek om de intrekking van het beroep ongedaan te maken. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat blijkens vaste jurisprudentie een bevoegd gedane intrekking na afloop van de beroepstermijn niet meer ongedaan gemaakt kan worden, tenzij er sprake is van aan betrokkene niet toe te rekenen omstandigheden waardoor hij in een situatie van dwaling verkeerde, of blijkt van dwang of bedrog van enige zijde teneinde betrokkene te bewegen het beroep in te trekken. Van dwaling, dwang of bedrog is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het beroep is daarom bij de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
3. In haar aanvullend hoger beroepschrift heeft appellante aangegeven dat het Uwv zonder haar toestemming het medisch dossier aan de rechtbank heeft gezonden. Om te bereiken dat het dossier zou worden teruggezonden heeft ze aan haar toenmalige gemachtigde mr. Balkema verzocht de procedure te beëindigen. Toen bleek dat het dossier toch bij de rechtbank bleef was dit voor haar reden om de rechtbank te verzoeken om de procedure te heropenen en de zaak inhoudelijk te behandelen.
4.1. Ter zitting van de Raad is gebleken dat het besluit van 12 juni 2006, waarbij het bezwaar ongegrond was verklaard, is vervangen door een nieuw besluit op bezwaar van 26 juni 2006 waarbij is medegedeeld dat de WAO-uitkering van appellante vanaf
8 november 2005, evenals daarvoor, berekend blijft naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Hiermee is alsnog tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellante tegen het besluit van 8 november 2005.
4.2. Gevraagd naar haar belang bij het hoger beroep heeft appellante aangegeven dat zij de gang van zaken met betrekking tot haar medische dossier aan de orde wil stellen. Voorts loopt er nog een procedure over de hoogte van het dagloon.
4.3. De Raad overweegt als volgt.
4.3.1. Naar het oordeel van de Raad staan de door appellante als belang aangegeven onderwerpen niet ter beoordeling van het onderhavige geding in hoger beroep. Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op datgene waarover de rechtbank in de aangevallen uitspraak een oordeel heeft gegeven, namelijk de vraag of de intrekking van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar ongedaan is gemaakt. Nu het Uwv bij het besluit van 26 juni 2006 de WAO-uitkering van appellante ongewijzigd heeft voortgezet berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, heeft appellante evenwel geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Hieruit volgt dat het hoger beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.3.2. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.