ECLI:NL:CRVB:2008:BF7421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid en de verplichting tot bereikbaarheid voor controle
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een WW-uitkering had aangevraagd, maar deze was geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 oktober 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie. De appellant had zijn uitkering aangevraagd op 1 augustus 2006, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze bij besluit van 24 augustus 2006, omdat de appellant verwijtbaar werkloos was geworden. Dit was het gevolg van ongeoorloofd werkverzuim en het negeren van instructies met betrekking tot ziekteverzuim. De rechtbank Breda had eerder het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat de appellant, ondanks dat hij later volledig arbeidsongeschikt was verklaard door de bedrijfsarts, tot dat moment bereikbaar moest zijn voor controle. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de appellant niet voldoende had meegewerkt aan de controleverplichtingen, wat leidde tot de conclusie dat hij verwijtbaar werkloos was geworden. De Raad stelde vast dat de appellant meerdere keren niet thuis was tijdens de controles en dat hij geen contact had opgenomen met zijn werkgever na deze vergeefse bezoeken.
De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor het toekennen van proceskostenvergoeding aan de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.