ECLI:NL:CRVB:2008:BE8777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- J.N.A. Bootsma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit herziening bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die haar beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College had op 18 juli 2006 het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 19 mei 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift van appellante, dat op 14 september 2006 was ingediend, niet tijdig was, aangezien de termijn voor het indienen van beroep liep van 19 juli 2006 tot en met 29 augustus 2006. Appellante voerde aan dat haar psychische problemen, die verband hielden met haar opname in een herstellingsoord, haar in staat hadden gesteld om tijdig beroep in te stellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De Raad concludeert dat uit de overgelegde verklaringen van de huisarts en de directeur van het herstellingsoord niet blijkt dat appellante niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Bovendien had appellante zich binnen de beroepstermijn al met een klacht tot de Nationale ombudsman gewend, wat erop wijst dat zij in staat was om haar rechtsmiddelen te benutten. De Raad oordeelt dat de grief van appellante, dat de ombudsman haar verzoekschrift als beroepschrift had moeten doorzenden, niet opgaat, aangezien het aan de ombudsman is om te beoordelen of er mogelijkheden voor bezwaar of beroep zijn.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.N.A. Bootsma als leden, en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2008.