ECLI:NL:CRVB:2008:BD9365

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6497 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor belastingschade bij nabetaling WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, vertegenwoordigd door M.A.T. Huisman, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een schadevergoeding te weigeren die verband houdt met belastingschade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering. De rechtbank had eerder het beroep ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het bezwaar van de appellant tegen het besluit van het Uwv van 12 augustus 2005 niet tijdig is ingediend, maar dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De gemachtigde van de appellant had eerder contact opgenomen met het Uwv en had de indruk gekregen dat de bezwaarprocedure al in gang was gezet. Dit heeft de Raad in overweging genomen bij zijn oordeel over de ontvankelijkheid van het bezwaar.

Wat betreft de inhoud van de zaak, heeft de Raad vastgesteld dat de appellant het schadebedrag niet gespecificeerd heeft, wat een reden is om de schadevergoeding te weigeren. De Raad benadrukt dat de appellant zich na ontvangst van een definitieve aanslag of een negatief antwoord op zijn verzoek om toepassing van de fiscale uitsmeerregeling met een gespecificeerd verzoek tot het Uwv kan wenden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, waarbij de wettelijke rente niet wordt toegewezen.

Uitspraak

06/6497 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 oktober 2006, 06/331 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 1 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld door M.A.T. Huisman, medewerkster bij Cliëntenbelang Utrecht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mevrouw Huisman voornoemd. Voor het Uwv is verschenen mr. A.J.G. Lindeman.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 13 december 2005, waarbij het Uwv – beslissend op bezwaar – heeft gehandhaafd zijn besluit van 12 augustus 2005 waarbij de gevraagde schadevergoeding is geweigerd.
2. De rechtbank heeft het beroep – op de in de uitspraak opgenomen overwegingen – ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant – evenals in bezwaar en in beroep – aangevoerd dat het Uwv de belastingschade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering moet vergoeden evenals de wettelijke rente.
4.1. De Raad oordeelt ambtshalve over de ontvankelijkheid van het bezwaar en overweegt als volgt.
4.2. Appellant heeft op 30 november 2005 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 12 augustus 2005. Niet gesteld of gebleken is dat appellant het besluit van 12 augustus 2005 niet daags daarna heeft ontvangen. De Raad stelt gelet hierop vast dat het bezwaarschrift niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen de daartoe geldende termijn van zes weken na bekendmaking van het ermee bestreden besluit, is ingediend.
4.3. De Raad is echter van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daartoe is het volgende van belang. De gemachtigde van appellant heeft op 15 augustus 2005 – ruim voor het verstrijken van de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt tegen het besluit van 12 augustus 2005 – telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het Uwv en meegedeeld dat appellant zich niet kon vinden in het besluit van 12 augustus 2005. In datzelfde telefoongesprek heeft de gemachtigde van appellant verzocht om de brief met het verzoek om schadevergoeding en het besluit van 12 augustus 2005 voor te leggen aan de afdeling bezwaar en beroep. De betreffende medewerker van het Uwv heeft dat verzoek zowel mondeling als schriftelijk, bij brief van 15 augustus 2005, ingewilligd. Zowel tijdens het telefoongesprek als in de brief van 15 augustus 2005 is niet meegedeeld dat alsnog schriftelijk bezwaar moest worden gemaakt. Vervolgens heeft het Uwv aan appellant een op 19 augustus 2005 gedateerde brief gezonden met als onderwerp ‘Uw bezwaarschrift’. In deze brief is vermeld: ‘Op 15 augustus 2005 hebben wij via de afdeling AG/uitkeringen uw bezwaarschrift ontvangen.’. Verder bevat deze brief algemene informatie over de bezwaarprocedure, onder meer over de hoorzitting.
4.4. De Raad is van oordeel dat appellant gelet op de combinatie van de hiervoor weergegeven omstandigheden er op mocht vertrouwen dat de bezwaarprocedure in werking was gezet en mocht menen dat indiening van een nader bezwaarschrift niet (meer) nodig was. Appellant kan dan ook niet worden tegengeworpen dat hij, nadat het Uwv eerst op 30 november 2005 hem in de gelegenheid heeft gesteld een bezwaarschrift in te dienen, van welke gelegenheid hij gebruik heeft gemaakt, het bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
5.1. Met betrekking tot de inhoud van de zaak, het verzoek om vergoeding van schade als gevolg van de brutering bij de nabetaling van zijn WAO-uitkering, overweegt de Raad als volgt.
5.2. Appellant heeft het schadebedrag niet gespecificeerd. Reeds hierom is vergoeding van schade terecht geweigerd en kan het hoger beroep niet slagen. Ter voorlichting van appellant merkt de Raad op dat hij zich na ontvangst van een definitieve aanslag dan wel een negatief antwoord op zijn verzoek om toepassing van de fiscale uitsmeerregeling met een gespecificeerd verzoek tot het Uwv kan wenden.
5.3. Nu het besluit van het Uwv van 13 december 2005 in stand blijft is er geen reden voor het toekennen van schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente.
6. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) A. Wit.
CB