ECLI:NL:CRVB:2008:BD4918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering op basis van geschiktheid voor functies in het kader van WAO-beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellante, die eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, heeft zich ziek gemeld met diverse klachten, waaronder nek- en rugklachten. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante geschikt was voor de functies die eerder in het kader van de WAO waren geselecteerd, en het Uwv weigerde haar een ZW-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 10 juni 2008 geoordeeld dat de passendheid van de functies die in het kader van de WAO zijn geselecteerd, niet ter discussie kan staan in de ZW-procedure. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar gezondheidsklachten, geschikt werd geacht voor ten minste één van de functies die eerder waren vastgesteld. De Raad heeft de grieven van appellante, die stelde dat de functies niet passend waren vanwege opleidingsniveau en taalbeheersing, verworpen.
De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft gesteld dat appellante met ingang van 8 maart 2006 niet langer ongeschikt was voor haar werk en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, en is openbaar uitgesproken.