ECLI:NL:CRVB:2008:BD3435

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3048 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidskundige component in WAO-schatting en de rechtsgevolgen van besluiten op bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 11 april 2006. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het arbeidskundige gedeelte van de besluiten op bezwaar van 29 september 2004 en 28 september 2005 vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van de besluiten standhield, maar dat de arbeidskundige onderbouwing niet toereikend was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de aanpassingen aan het CBBS voldoende inzichtelijkheid en toetsbaarheid bieden voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Tijdens de zitting op 28 maart 2008 zijn partijen niet verschenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 9 mei 2008 geoordeeld dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet als een zelfstandig deelbesluit kan worden aangemerkt. Dit betekent dat een besluit tot vaststelling van het recht op een WAO-uitkering niet kan worden vernietigd op basis van de arbeidskundige beoordeling alleen. De Raad heeft vastgesteld dat de rapportage van 30 januari 2008 voldoende onderbouwing biedt voor de belasting in de geduide functies, en dat deze functies aan de besluitvorming ten grondslag konden worden gelegd. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de besluiten op bezwaar vernietigd moesten worden.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, met uitzondering van de gegrondverklaring van het beroep en de beslissingen over griffierecht en proceskosten. De besluiten op bezwaar zijn vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze besluiten blijven geheel in stand. Dit betekent dat de eerdere besluiten van appellant, ondanks de vernietiging, nog steeds van kracht zijn.

Uitspraak

06/3048 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 11 april 2006, 05/4177 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[Betrokkene] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 9 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 28 maart 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen de besluiten op bezwaar van 29 september 2004 en 28 september 2005 gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van die besluiten vernietigd, die besluiten voor het overige in stand gelaten en appellant opgedragen, voor zover die besluiten zijn vernietigd, nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft tevens beslissingen gegeven omtrent vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van de besluiten op bezwaar stand houden. Ten aanzien van de arbeidkundige onderbouwing van die besluiten heeft de rechtbank overwogen dat met de aanpassingen die appellant heeft aangebracht in het CBBS niet alle onvolkomenheden van dat systeem zijn opgeheven die de Raad in zijn uitspraken van 9 november 2004 (o.a. LJN: AR4716) heeft geconstateerd. De rechtbank stelt voorts vast dat zich in het dossier geen aangepaste FML bevond en ook niet een lijst aanwezig was waarin de normaalwaarden inclusief interpretatiekader staan vermeld. Volgens de rechtbank ontbeert de onderhavige schatting een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat de beide besluiten op bezwaar moeten worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellant heeft in het aanvullend hoger beroepschrift, samengevat, aangevoerd dat met de aanpassingen die naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 aan het CBBS zijn aangebracht, een zodanig niveau van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is bereikt dat dit voldoende onderbouwing geeft voor een besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid.
In een rapportage van 30 januari 2008 heeft de bezwaararbeidsdeskundige J.A.F. Vrijburg namens appellant - naar aanleiding van de in de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 (LJN: AY9971) gegeven criteria - de arbeidskundige beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene nader gemotiveerd en toegelicht dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene op 4 augustus 2004 en op 6 september 2004 niet overschrijdt.
De Raad stelt vast dat, nu betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld en het hoger beroep van appellant zich uitsluitend richt tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze ziet op de arbeidskundige grondslag van de beide besluiten op bezwaar, de medische grondslag van die besluiten in hoger beroep niet ter beoordeling staat.
De Raad overweegt voorts dat, zoals hij in zijn uitspraak van 16 maart 2005 (LJN: AT1852) heeft geoordeeld, de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet is aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en een besluit tot vaststelling van het recht op een WAO-uitkering dan ook niet in zoverre kan worden vernietigd.
De aangevallen uitspraak kan bijgevolg in zoverre geen stand houden.
De Raad overweegt verder dat in het rapport van 30 januari 2008 voldoende is gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt, zodat deze functies aan de onderhavige besluitvorming ten grondslag konden worden gelegd. Nu deze toelichting eerst in hoger beroep is gegeven, moeten de besluiten op bezwaar worden vernietigd.
Voorts wijst de Raad erop dat hij in zijn uitspraak van 22 februari 2008 (LJN: BC4826) heeft geoordeeld dat zijn hiervoor genoemde uitspraak van 12 oktober 2006 geen steun biedt voor het oordeel van de rechtbank dat toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts worden bereikt als appellant een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt.
Er bestaat dan ook aanleiding de rechtsgevolgen van de beide besluiten op bezwaar geheel in stand te laten.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak met uitzondering van de gegrondverklaring van het beroep en de beslissingen over griffierecht en proceskosten;
Vernietigt de besluiten op bezwaar 29 september 2004 en 28 september 2005;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2008.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM