ECLI:NL:CRVB:2008:BD1309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J.P.M. Zeijen
- R. Kruisdijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 maart 2006, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 19 februari 2004 besloten de uitkering van appellante, die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 11 april 2004 in te trekken. Dit besluit werd door het Uwv in een later bestreden besluit van 19 oktober 2004 gehandhaafd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 maart 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M. Florijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante, waaronder de stelling dat haar cognitieve beperkingen niet voldoende zijn meegewogen, beoordeeld. De Raad concludeert dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is en dat de aan het besluit ten grondslag gelegde functies passend zijn. De Raad verwijst naar het commentaar van de bezwaarverzekeringsarts O.J. van Kempen, die concludeerde dat de door neuropsycholoog dr. J. Bruins vastgestelde beperkingen in de aandacht niet tot een andere conclusie leiden.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2008.