ECLI:NL:CRVB:2008:BD0184

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6766 WWB-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. J.J.A. Kooijman niet in behandeling genomen

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.J.A. Kooijman, die als voorzitter van de behandelende kamer fungeerde. Het verzoek om wraking werd behandeld tijdens de zitting op 25 maart 2008, waar verzoeker opnieuw zijn bezwaren tegen de rechter naar voren bracht. De zitting op 15 april 2008 bood verzoeker de gelegenheid om zijn standpunt verder toe te lichten, maar mr. Kooijman was niet aanwezig. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, in dit geval heeft de Raad vastgesteld dat verzoeker in zijn tweede wrakingsverzoek geen nieuwe, relevante feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die niet al bekend waren bij het eerdere verzoek. Hierdoor kon het verzoek niet in behandeling worden genomen. De Raad heeft ook opgemerkt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn die na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De Raad heeft de beslissing van de wrakingskamer van 12 februari 2008, die het eerdere wrakingsverzoek had afgewezen, bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk beslist dat het verzoek om wraking van mr. J.J.A. Kooijman niet in behandeling wordt genomen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 21 april 2008.

Uitspraak

06/6766 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
B E S L I S S I N G
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker).
Datum beslissing: 21 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 oktober 2006, 06/1305.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 8 januari 2008. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. J.J.A. Kooijman, voorzitter van de behandelende kamer, waarna het onderzoek ter zitting is geschorst. Dit wrakingsverzoek is door de wrakingskamer van de Raad bij beslissing van 12 februari 2008 afgewezen, waarna het dossier wederom in handen is gesteld van de behandelende kamer.
Het hoger beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 25 maart 2008. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft verzoeker opnieuw verzocht om wraking van mr. Kooijman.
Verzoeker en mr. Kooijman zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 15 april 2008. Verzoeker is verschenen. Mr. Kooijman is - met kennisgeving - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 8:15, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
In artikel 8:16, vierde lid, van de Awb is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.
De Raad overweegt dat door verzoeker in zijn tweede wrakingsverzoek geen rechtens relevante nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd ten opzichte van zijn vorige verzoek. Mitsdien kan zijn verzoek niet in behandeling worden genomen.
De Raad bepaalt ten slotte, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, dat een volgend verzoek om wraking van mr. Kooijman voor de behandeling van de zaak met hoger vermeld registratienummer niet in behandeling wordt genomen.
Volledigheidshalve merkt de Raad op dat verzoeker ook de beslissing van de wrakingskamer van 12 februari 2008 bestrijdt en dat het wrakingsverzoek tevens een verzoek om herziening van die beslissing behelst. Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb staat tegen deze beslissing echter geen rechtsmiddel open. Evenmin kan daartegen het bijzondere rechtsmiddel van herziening worden aangewend.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bepaalt dat het verzoek om wraking van mr. J.J.A. Kooijman niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door K. Zeilemaker als voorzitter en A.B.J. van der Ham en C. van Viegen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 april 2008.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) W. Altenaar.
RB