ECLI:NL:CRVB:2011:BR2223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4248 AW - W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verzoek om wraking na uitspraak in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de rechters in een hoger beroep. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen meerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, en tijdens de procedure verzocht om wraking van de rechters mr. J.Th. Wolleswinkel, mr. A.J. Schaap en mr. A.A.M. Mollee. Dit verzoek werd afgewezen door een wrakingskamer van de Raad op 17 maart 2011. De Raad overweegt dat, na een uitspraak in een zaak, een verzoek om wraking niet meer kan worden ingediend. Dit is in lijn met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een partij een rechter kan wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad concludeert dat het verzoek om wraking van mr. J.Th. Wolleswinkel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de uitspraak op het hoger beroep al was gedaan op 24 maart 2011. Verzoeker heeft ook de beslissing van de wrakingskamer bestreden, maar de Raad stelt vast dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de wrakingskamer. De Raad komt tot de conclusie dat verzoeker niet kan opkomen tegen de beslissing van de wrakingskamer, en verklaart ook dit rechtsmiddel niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en K. Zeilemaker en M.C. Bruning als leden, in aanwezigheid van griffier I. Mos. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 juli 2011.

Uitspraak

11/4248 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek van 29 maart 2011 van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoeker)
Datum uitspraak: 18 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2009, 09/2005, 09/2019, 09/2614 en 09/2615.
De hoger beroepen zijn behandeld ter zitting van 10 februari 2011.
Op 23 februari 2011 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. J.Th. Wolleswinkel, mr. A.J. Schaap en mr. A.A.M. Mollee, voorzitter en leden van de behandelende kamer. Dit wrakingsverzoek is door een wrakingskamer van de Raad bij beslissing van 17 maart 2011 afgewezen, waarna het dossier wederom in handen is gesteld van de behandelende kamer.
De Raad heeft op 24 maart 2011 uitspraak gedaan op de hoger beroepen.
Verzoeker heeft bij brief van 29 maart 2011, aangevuld bij brief van 4 april 2011, opnieuw verzocht om wraking van mr. J.Th. Wolleswinkel en tevens een niet nader omschreven rechtsmiddel ingediend tegen de beslissing van de wrakingskamer van
17 maart 2011.
Verzoeker is gehoord ter zitting van 18 juli 2011. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote, [naam echtgenote].
II. OVERWEGINGEN
1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is op grond van artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
2. De Raad overweegt dat, gelet op het karakter van de wraking, nadat in een zaak uitspraak is gedaan, geen verzoek om wraking meer kan worden ingediend. De uitspraak op de hoger beroepen van verzoeker is gedaan op 24 maart 2011. Het (hernieuwde) verzoek om wraking van mr. J.Th. Wolleswinkel moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Verzoeker heeft tevens de uitspraak van de wrakingskamer van de Raad van 17 maart 2011 bestreden. Hierbij heeft verzoeker naar voren gebracht dat tegen de beslissing van een wrakingskamer weliswaar volgens artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb geen rechtsmiddel openstaat, maar dat zich in dit geval de uitzonderingssituatie voordoet die is vermeld onder 9.6 van de Aanbeveling wrakingsprotocol gerechtshoven en rechtbanken. Daarin is vermeld dat een uitzondering moet worden gemaakt als de wrakingskamer de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast of buiten het toepassingsbereik ervan is getreden dan wel zodanig essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken.
4. Naar aanleiding hiervan overweegt de Raad dat nog daargelaten de vraag of de Aanbeveling wrakingsprotocol gerechtshoven en rechtbanken van toepassing is op de wijze waarop verzoeken om wraking door de Raad worden behandeld, of op de wijze waarop de Raad hoger beroepen tegen wrakingsbeslissingen van lagere rechters behandelt, in dit geval voorop staat dat verzoeker een rechtsmiddel heeft aangewend tegen een beslissing van de Raad als hoogste rechterlijke instantie. Net zo min als verzoeker (hoger) beroep kan instellen tegen een uitspraak van de Raad bij diezelfde Raad, kan hij opkomen bij de Raad tegen een beslissing van een wrakingskamer van de Raad. Daarom komt de Raad niet toe aan beoordeling van de stelling van verzoeker dat de onder 3 bedoelde uitzonderingssituatie zich hier voordoet. Volledigheidshalve merkt de Raad hierbij op dat, zoals de Raad al eerder heeft overwogen (CRvB 21 april 2008, LJN BD0184), evenmin het bijzondere rechtsmiddel van herziening tegen een beslissing van een wrakingskamer kan worden aangewend.
5. Het door verzoeker ingediende rechtsmiddel tegen de beslissing van de wrakingskamer van de Raad van 17 maart 2011 moet daarom eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om wraking van mr. J.Th. Wolleswinkel niet-ontvankelijk;
Verklaart het rechtsmiddel dat is ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de Raad van 17 maart 2011 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en K. Zeilemaker en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD